Om zeven uur ging het wekkertje af in Hotel Molenbos, kamer 32, en niet
veel later liepen we al buiten langs de weg richting het centrumpje van De
Cocksdorp. Want we hadden besloten dat je zo'n Blako het beste zelf kon vinden.
En dat is natuurlijk ook het leukste. Maar dat zat er niet in. Wel vloog er een
Appelvink over, en die kon rekenen op ons enthousiasme. Ook een groepje van
drie overtrekkende Sperwers was erg leuk en verder kwam de trek van Vinken,
Kepen, Graspiepers, Veldleeuweriken, Zanglijsters, Koperwieken, Sijzen en
noem-maar-op alweer goed op gang. Dat beloofde wat! Na het ontbijt checkten we
op René z'n laptop of er al meldingen waren en dat was inderdaad het geval. We
besloten op een Grote pieper af te gaan, die zich helemaal op de uiterste
zuidpunt van Texel ophield. Vanaf de Mokbaai was dat nog een lange wandeling,
maar onderweg werden we bezig gehouden door onder meer een roepende Waterral en
een paar tamme Sijzen. Die uiterste zuidpunt van Texel was een apart stukje
landschap met kale en met helm begroeide duintjes, slikken en wat drassiger
stukjes. Ter plaatse zat een Slechtvalk op het slik van een prooi te eten. Vier
IJsgorzen kwamen langs en landden kort ter plaatse. Maar van de Grote pieper
was geen spoor meer te vinden.
Toch was dit uitstapje verre van vergeefs, want andere vogelaars joegen
onbedoeld een Velduil uit de vegetatie en die konden wij, weliswaar na een
tijdje geduld hebben, even mooi zien vliegen. Voor mij was dat jaarsoort nummer
een! Nummer twee liet niet lang op zich wachten, want toen we op de weg terug
tussen de Horsmeertjes door liepen zag ik een Roodkeelduiker aan komen vliegen
die even later landde in het oostelijke meertje en zich fraai liet zien.
Intussen waren er Bladkoningen gemeld: zowel bij Ecomare als bij Den Hoorn.
Eerst gingen we die bij Ecomare proberen, maar daar was het een grote
toeristenbende en er was geen Blako te vinden. Dan maar op zoek naar het
voetbalveld bij Den Hoorn, dat we echter niet konden vinden. Dat ging lekker,
maar net op het moment dat we een beetje gingen balen zag Koert vanuit het
zijraam een ooievaar vliegen en jawel: daar was de Zwarte Ooievaar! Het was
wonderlijk waar ineens de vogelaars vandaan kwamen, maar vrijwel direct stopten
er drie, vier auto's waar vogelaars uit sprongen. De Zwooi liet zich erg mooi
zien, hij cirkelde een tijd boven het gebied ten noorden van Den Hoorn en ging
hoger en hoger. Met deze waarneming waren we erg blij! We reden vervolgens naar
De Muy, waar Strandleeuweriken waren gemeld, maar waar wij alleen zes
overvliegende Toendrarietganzen en een handtamme, fotogenieke Sijs tegenkwamen.
Het was tijd om het
waarnemingenbord bij De Robbenjager weer eens te checken en – wat een geluk! –
juist op het moment dat we dat deden werd er een Baardgrasmus bij geschreven
die langs de Oorsprongweg bij huisnummer 74 zat. Toen we daar aankwamen wisten
we niet wat we zagen: een menigte van zeker 100, misschien wel 150 vogelaars
had zich verzameld. De Baardgrasmus kwam vrijwel direct in beeld en o, o wat
liet hij zich geweldig mooi bekijken. Het licht was perfect, de vogel gedroeg
zich rustig en kwam regelmatig vrij zitten tussen de rode besjes en het was nog
een mannetje ook – veel beter krijg je ze niet. Het spreekt vanzelf dat deze
grasmus, die voor ons allemaal een nieuwe soort voor Nederland was, tot nu toe het
hoogtepunt van het weekend was en dat -ie dat waarschijnlijk zou blijven ook.
Na een tijd genieten gingen we nog op de melding van een Blonde ruiter in de
Slufter af, maar die was intussen verdwenen in het immense gebied. Geen nood,
we hadden genoeg prachtige soorten vandaag met de Baardgrasmus als sublieme
klapper. En hij was ook nog jaarsoort 240 voor mij.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten