donderdag 23 mei 2019

9 t/m 17 mei 2019: Een reis naar zuidelijk Ontario, Canada

Black-billed Cuckoo, Point Pelee NP.
Het bezoek aan het zuiden van Ontario, Canada, was ons vorig jaar zo goed bevallen dat René Lieverse, Koert Mulder en ik besloten om dit voorjaar nog een keer te gaan. Deze maal breidden we het aantal reisdoelen echter uit met onder meer Prospect Marsh, Long Point Provincial Park, Backus Woods, de omgeving van Dehli en Rondeau Provincial Park. Dit hield in de praktijk in dat we twee nachten in Orillia verbleven (in de Econo Lodge) en van daaruit de Carden Alvar en Prospect Marsh bezochten, vervolgens twee nachten in de Tranquil Moments Bed & Breakfast te Dehli huisden voor bezoeken aan Long Point en Backus Woods, en vervolgens nog vier nachten in het oude vertrouwde Days Inn Motel in Leamington sliepen en van daaruit Point Pelee en Rondeau bevogelden. Mede daardoor, en vanwege het feit dat de winter dit jaar lang had geduurd en de vogeltrek dientengevolge wat achterliep, zagen we dit jaar 38 soorten die we in 2018 niet hadden. Een belangrijke reden om nog een keer te gaan, was ook het scoren van de Red-headed Woodpecker, die prachtige spechtensoort die we vorig jaar hadden gemist.
Zingend mannetje Black-throated Blue Warbler, Point Pelee NP.


09 mei 2019
Om halfacht stapte ik in Leerdam op de trein om via Geldermalsen en Utrecht naar Schiphol te reizen, waar ik Koert en René zou ontmoeten. Op het station van Geldermalsen zongen zowel een Zwarte Roodstaart als een Braamsluiper, die zich dus min of meer de eerste vakantiesoortjes mochten noemen.
Om negen uur was ik op Schiphol, en na enig gezoek en gehannes bevonden we ons alle drie bij de incheckbalie van Air Canada, waar we alleen de koffers hoefden te dumpen, omdat ik ons al eerder online had ingecheckt. Daarna gingen we vrij soepel door paspoortcontrole en security, waarna we ruim de tijd hadden om koffie te drinken en bij te praten en ons te verheugen op de reis die nu echt aanstaande was!
Ons vliegtuig vertrok gelukkig precies op tijd en na zo'n 7 uur vliegen arriveerden we iets eerder dan gepland in Toronto. Daar volgde uiteraard nog het gedoe van paspoortcontrole, bagage ophalen en huurauto regelen (we kregen gelukkig weer een gratis upgrade naar een 4-wheel drive Mitsubishu) en toen konden we eindelijk onderweg naar Orillia, onze eerste bestemming. Gelukkig viel het weer nog enigszins mee; de voorspelling was namelijk dat het flink zou regenen vandaag, maar onderweg was het weliswaar bewolkt en koud, maar grotendeels droog. Onderweg werden al snel de eerste vogels opgemerkt, zoals de onvermijdelijke Huismus en Spreeuw, de alom vertegenwoordigde Common Grackle, de Stadsduif natuurlijk, maar ook een verrassing: een Northern Mockingbird, en dat was een soort die we vorig jaar niet hadden. Algemene soorten als de American Herring Gull, de Greater Canada Goose en de American Crow werden eveneens opgemerkt en ook een Red-tailed Hawk, de talrijke Red-winged Blackbird en idem Mourning Dove werden toegevoegd.
Intussen veranderde het weer ten nadele naarmate we dichter bij Orillia kwamen en tegen de tijd dat we daar aankwamen, regende het. Weliswaar niet vreselijk hard, maar alles bij elkaar was het weer redelijk onaangenaam te noemen. Maar goed, we moesten natuurlijk hoe dan ook aan de slag. Dus checkten we in bij de Econo Lodge Orillia en vertrokken spoorslags naar Wylie Road, waar je immers ook redelijk comfortabel en productief kunt autovogelen. Onderweg daar naartoe zagen we de eerste Double-crested Cormorants, de enige Reuzenstern van de reis, de eerste van vele Song Sparrows en Turkey Vultures, en een vracht Ring-billed Gulls en twee Sandhill Cranes op een perceel bouwland.
Langs Wylie Road vielen direct de grote aantallen baltsende Wilson's Snipe weer op, altijd een prachtig gezicht (en gehoor). Al snel kwamen we meer oude bekenden tegen, zoals een fotogenieke Eastern Kingbird op een hekje, de Brown Thrasher, een fraai mannetje Eastern Bluebird en de talrijke Chipping Sparrow. Een korte stop in de regen bij het Loggerhead Shrike-kijkpunt leverde een zingende Grasshopper Sparrow en de altijd fraaie Eastern Meadowlark op.
Toen reden we weer verder langs de weg vol plassen en modder, want er waren de afgelopen tijd duidelijk grote hoeveelheden water gevallen, tot we bij een klein plasje langs de weg aankwamen, waar zowaar een eend op dobberde. Groot was ons enthousiasme toen deze eend een vrouwtje Hooded Merganser bleek te zijn, opnieuw een soort die we vorig jaar niet hadden en voor mijn reisgenoten een nieuwe. Even verderop liet een North American Porcupine zich vlak langs de weg fotograferen.
Na nog een tijdje rijden arriveerden we bij Sedge Wren Marsh. Hier keken we weer even rond, want het werd langzaamaan droger en de wind ging wat liggen. We namen Wilde Eenden waar, en tot ons grote genoegen kwam de American Bittern langs gevlogen en begon even later enthousiast te hoempen vanuit de vegetatie. We hoorden de Swamp Sparrow zingen en zagen de eerste American Robin en White-throated Sparrow van de reis. We ontdekten een boom die gevuld was met warblers, meer specifiek de Bay-breasted Warbler, een van de slechts twee die we deze reis zagen, de eerste American Yellow Warblers, de Nashville Warbler (die we juist veel zagen) en de Black-and-white Warbler.
We reden weer een stukje verder, en even voorbij Sedge Wren Marsh zag ik ineens een American Moose, een eland dus, door de begroeiing banjeren. Helaas nogal verstopt tussen de bomen, zodat René hem miste, maar leuk was het wel. We zagen de eerste Field Sparrow, hoorden en zagen een Eastern Towhee en de eerste Wild Turkey, waarvan we er in Pelee nog vele zouden zien, kwam in de kijker.
En zie, naarmate de avond vorderde werd het rustig en droog weer, en was zelfs de temperatuur aardig te harden. Dus posteerden we ons op de weg aan het begin van Sedge Wren Marsh, want daar moest nog wat rallenspul uitkomen en liefst ook de whip-poor-will, en een goed begin is immers het halve werk.
Het werd een magisch avondje.
De American Bittern liet zich de hele tijd horen, maar kwam niet meer in beeld. Om 20:20 uur riep de Virginia Rail tweemaal van vrij ver weg, maar overduidelijk, om drie minuten later te worden gevolgd door een roepende Sora! De Virginia Rail was een nieuwe voor mij, en dat was al meer dan waarop ik de eerste dag had durven hopen.
Intussen lieten ook enkele Sandhill Cranes hun roep over het gebied schallen en om kwart voor negen begon ineens de Eastern Whip-poor-will te zingen, eerst nog incidenteel, maar later zeer fanatiek. Dit tot groot enthousiasme van Koert en René, voor wie dit een nieuwe soort was. Intussen hadden we opgemerkt dat er vanuit het aangrenzende bosje ook een American Woodcock aan het roepen was. Maar de grootste verrassing moest nog komen. Enkele dagen voordat wij vertrokken, was er hier een Yellow Rail gehoord, een klein en zeldzaam ralletje dat maar incidenteel in deze streek broedt. En toen het vrijwel helemaal donker was, rond negen uur, begon de Yellow Rail ineens vlakbij ons zijn tikkende roep te laten horen. Wat een sensatie! De vogel liet zich slechts een keer of vier horen, maar dat was uiteraard dik voldoende. Zodat we deze eerste dag, waarvan we onder meer vanwege het weer geen al te hoge verwachtingen hadden, dik tevreden konden afsluiten met een welverdiend diner plus een paar lekkere biertjes!
White-breasted Nuthatch, Rondeau PP.
10 mei 2019

Vandaag ging om halfzes de wekker in onze kamer in de Eneco Lodge, en na een vroeg ontbijt gingen we vol goede moed weer op weg naar Carden Alvar. De voorspelling was dat het weer vandaag beter zou zijn, maar in de praktijk was het net zulk koud en miezerig zeikweer als gisteren, zij het dat het vooral 's middags af en toe een soort van droog was.
We hadden vandaag een nieuw doel, namelijk een trail bij Cameron Ranch, waar vlak voor onze komst naar Canada twee Upland Sandpipers waren gezien, een soort die hoog op de verlanglijst stond. Na enig zoekwerk vonden we de juiste plek, en vanaf het parkeerplaatsje zagen we al Savannah Sparrows, en na korte tijd zagen we ook een Loggerhead Shrike in een boompje zitten, deze maal veel dichterbij dan de enige die we vorig jaar zagen. Dat was een hoopgevend begin, dus begonnen we ondanks het miezerweer en de kou aan de trail van 1,5 kilometer die ook nog eens deels onder water stond. Gelukkig had men op de natste delen vlonders aangebracht.
Het werd een beetje een moeizaam uitstapje. Er vlogen wat American Barn Swallows rond, we zagen vele White-crowned Sparrows, vonden een Ruby-crowned Kinglet en af en toe zagen of hoorden we de Northern Raven. Geinig was de Grasshopper Sparrow die zich hier af en toe leuk liet zien en (uiteindelijk) ook fotograferen.
De trail rustig aflopend en speurend naar Upland Sandpipers, vonden we de eerste Northern Flicker van de reis, een Brown Thrasher zat ondanks het weer keihard te zingen en hetzelfde gold voor meerdere Field Sparrows. Ook een Eastern Towhee liet zich zien en horen. Zo bereikten we het eind van de trail, waar zich een gebied bevond dat uitstekend geschikt was voor Upland Sandpipers, maar waar alleen een paar Greater Canada Goose rondscharrelde en waar een Wilson's Snipe leuk op een hekje ging zitten. Van de zandpiepers geen spoor.
Toen we terug naar de auto liepen, hadden we toch nog succes in de vorm van een nieuwe soort. Want Koert en René hadden op basis van het eerder door mij beschreven geluid van de Vesper Sparrow zo'n beest eruit weten te trekken. Dat was een opsteker, want deze sparrow was ook voor mij een nieuwe soort. Vanaf nu zagen we ze regelmatig. Intussen lieten ook de Sandhill Cranes weer van zich horen en een fraai vrouwtje Northern Harrier vloog over de velden.
Zo arriveerden we uiteindelijk weer bij de auto, nat en koud geworden, maar toch enigszins tevreden. We hadden nu echt behoefte aan wat minder kou en nattigheid, dus besloten we om Wylie Road nog maar eens te doen en waar mogelijk vanuit de auto te vogelen in de hoop op onder meer Clay-colored Sparrow en (uiteraard) die verduvelde Upland Sandpiper.
Een Eastern Bluebird liet zich weer zien en op de hekjes zaten nu, evenals vorig jaar, weer Tree Swallows die zich af en toe fraai lieten fotograferen. Vanuit een ondergelopen graslandje vlak langs de weg riep ineens keihard een Sora, en het zou niet de laatste keer zijn dat we die tegenkwamen.
We stopten weer even bij Sedge Wren Marsh en zagen de eerste Blue Jays van de reis en Swamp Sparrows zongen volop, maar het gemiezer en de kou joegen ons al snel weer de auto in. Rijdend naar het eind van de weg vonden we onverwacht een fraaie American Kestrel, die poseerde op een hekje en ons een paar foto's toestond voordat hij verdween. Overigens viel het fotograferen, een van mijn belangrijkste doelen van deze reis, nog niet mee met dat donkere en natte weer.
Nadat we de Kestrel hadden gezien, stapten we even uit op een veelbelovend plekje, en dat had enige vogelsensatie tot gevolg. Want vlak naast ons begon ineens een Winter Wren te zingen, en dat was mijn tweede nieuwe soort voor vandaag en al de vierde van de reis, die nog maar net een dag oud was. Dat was boven alle verwachtingen! En terwijl we probeerden de Wren uit de takkenbos te trekken waarin hij zat, vloog er vlak voor ons een Ruffed Grouse op, zodat die nu ook op de lijst van zichtwaarnemingen kon worden geplaatst, nadat we hem vorig jaar alleen hadden gehoord.
We sloegen aan het eind van Wylie Road linksaf, om via de merenroute terug naar Kirkfield te rijden voor een broodnodige lunch. De eerste Black-capped Chickadee meldde zich, we hoorden een tweede Winter Wren, en op het meer zat kortstondig een paartje Bufflehead.
Na een heerlijke lunch in ons vaste restaurantje in Kirkfield, gingen we op zoek naar een ander nieuw gebied: Prospect Marsh, dat vlakbij Kirkfield aan Prospect Road moest liggen. Dat lag het ook, maar de TomTom-mevrouw stuurde ons via een zodanige route dat het toch nog een heel eind rijden was. Maar eenmaal ter plaatse werd het eventjes genieten. We ontmoetten een andere vogelaar die ons erop wees dat er een Virginia Rail zat te roepen en jawel, nu konden we dit ralletje langduriger en van nabij beluisteren. Uit de vegetatie komen deed hij echter (helaas) niet.
Een stukje verderop bereikten we een fraai plasje dat ons een aantal leuke soorten opleverde. Een Common Gallinule, tegenwoordig gesplitst van ons Waterhoen, scharrelde er rond, en vlak voor ons vloog een volgende Sora op uit de wegkant, zodat we daar nu ook een zichtwaarneming van hadden. Altijd leuk als de waarnemingen van een soort zich constant verbeteren. Een Greater Yellowlegs stond te slapen op het plekje waar de Gallinule bezig was en terwijl ik wat probeerde te fotograferen, ontdekten mijn metgezellen een Pied-billed Grebe in het plasje, die ik op de valreep ook nog te zien kreeg.
We besloten nog een keer een klein stukje Wylie Road te doen, wat ons, behalve een fotogenieke Loggerhead Shrike op een paaltje langs de weg, niets bijzonders opleverde.
Intussen was het alweer tijd geworden om iets met het diner te doen, en terwijl we naar het motel reden zagen we nog een Great Blue Heron en een Western Osprey vliegen. Bij het motel aangekomen kwam daar een groepje Chimney Swifts overvliegen, de enigen van de hele reis, en liet de eerste Northern Cardinal, waarmee ik fotografisch gezien nog een appeltje had te schillen, zich horen en zien.
En zo kwam dag twee van de reis tot een einde met (voor mij) maar liefst vier nieuwe soorten en een flink aantal soorten dat we vorig jaar niet hadden gezien.

Black-capped Chickadee, Prospect Marsh.
11 mei 2019
Om half zes ging de wekker voor de laatste keer in de Econo Lodge en na het ontbijt checkten we uit, laadden de koffers in de auto en gingen op weg. Het was zowaar droog en rustig weer en af en toe was er zelfs een stukje blauwe lucht te zien. We besloten om, voordat we naar onze B&B in Dehli zouden rijden, eerst de trail van Cameron Ranch nog eens te lopen en Prospect Marsh nog een keer te bezoeken.
Bij Cameron Ranch was onze hoop natuurlijk gevestigd op de Upland Sandpiper, maar naarmate we de trail verder afliepen veranderde de hoop langzaam in wanhoop. Vanaf de parkeerplaats zagen we wel een Killdeer, baltsend en wel, dus dat was leuk. Verder waren het vooral de vele sparrows die opvielen: White-crowned, Grasshopper, Field, Savannah, Song en Vesper Sparrow waren ruim vertegenwoordigd en sommige gingen op de gevoelige plaat. Maar voor de Upland Sandpiper zullen we nog een keer terug moeten. Iets wat ik trouwens helemaal geen straf zou vinden. Maar ja.
Meer spektakel leverde Prospect Marsh op. In een klein plasje langs de weg stonden vier Lesser - en een Greater Yellowlegs te poseren. Koert vond de mooiste soort hier: een Belted Kingfisher, die weliswaar vrij ver weg zat, maar prima te zien was. Het was alweer een soort die we vorig jaar niet hadden.
Enkele Blue-winged Teals en de Common Gallinule waren ook weer aanwezig, en op een soort Ooievaars-wielnest broedde een paar Visarenden. Een Black-capped Chickadee liet zich geweldig mooi fotograferen en een Red-bellied Woodpecker liet zich kort zien. Koert was vandaag duidelijk in vorm, want hij ontdekte de eerste van meerdere mannetjes Bobolink, die in een aangrenzend veld foerageerden en zich, uiteraard tot ons grote genoegen, leuk lieten fotograferen.
Daarna was het tijd om de lange rit naar Dehli te gaan maken, waar we rond half drie 's middags aankwamen. We werden hartelijk verwelkomd door onze gastheer en -vrouw, Gerry en Jo-anne, en al snel merkten we dat de tuin van onze B&B, Tranquil Moments geheten, precies datgene bood wat de website had gesuggereerd: veel vogels! Overal in de fraaie tuin hingen feeders en die werden druk bezocht. De eerste soort die we er zagen was een prachtig mannetje Indigo Bunting, en die zou de komende dagen een gewild foto-object worden. Helaas bleek het beestje vrij schuw te zijn, in tegenstelling tot veel andere vogels in de tuin, en kwamen er uiteindelijk alleen wat plaatjes uit van een vogel op flinke afstand.
Het was lekker weer en we waren best moe van de lange reis, dus besloten we het de rest van de middag rustig aan te doen en lekker te gaan fotograferen in de tuin. Op een van de feeders waren constant Baltimore Orioles te vinden, op een andere massa's American Goldfinches. Chipping Sparrows zongen in de tuin, waar ook een Eastern Phoebe huisde, en regelmatig vertoonden zich Rose-breasted Grosbeaks en een mannetje Northern Cardinal bij de feeders. Een Downy Woodpecker werd opgemerkt, evenals een Blue-headed Vireo, en een House Wren zong regelmatig zijn liedje.
Na een tijdje besloten we een stukje een pad naast de B&B in te lopen, hetgeen ons onder meer de White-breasted Nuthatch opleverde, die zich ook regelmatig in de tuin vertoonde, en de enige Brown Creeper van de reis.
Ten slotte lieten ook een Ruby-crowned Kinglet en een Nashville Warbler zich nog zien in de tuin, en deden we ons tegoed aan een heerlijk, door Jo-anne gezet bakkie koffie met koekjes.

Chestnut-sided Warbler, Point Pelee NP.
12 mei 2019

Het plan was om met het eerste licht wat in en om de tuin te vogelen, om zeven uur te ontbijten en vervolgens flink te gaan scoren in Backus Woods en op Long Point. Helaas pakte het allemaal wat anders uit. Vannacht was het gaan regenen, en 's morgens deed het dat nog steeds. We gingen dus maar snel weer naar binnen om een bak koffie te halen. Er was helaas niet alleen sprake van regen, maar ook van harde wind en bittere kou. Daar kwamen we al snel achter toen we Long Point naderden en de golven van Lake Erie al over de weg sloegen. Toen we bij de ingang van het park arriveerden werd ons door de ranger van dienst meegedeeld dat het park werd geëvacueerd wegens het stijgende water en de barre weersomstandigheden.
Tot zover dus Long Point.
Dat was balen. We keken nog wat in de directe omgeving en fotografeerden onder meer een Great Blue Heron en enkele Double-crested Cormorants, en bij een kijkscherm noteerden we American Barn Swallows, Turkey Vultures, een Black Tern (ssp. surinamensis) die over het water vloog en twee warblertjes die zich op de grond uit de wind probeerden te houden: Palm - en Myrtle Warbler. Ook vlogen er enkele Mourning Doves voorbij.
Tja, wat nu gedaan. We gingen maar op zoek naar Backus Woods, maar realiseerden ons dat het met dit weer ook geen makkie zou worden om er wat bosvogels uit te trekken. Het vinden van de juiste woods ging ook al niet van een leien dakje, maar uiteindelijk arriveerden we bij een soort officiële ingang. We hadden het echter snel gezien: er viel geen fluit te beleven. De wind gierde door de bomen, er viel een constante miezerregen en er was geen vogel te bekennen. Er zat niets anders op dan terug te rijden naar onze B&B, in de hoop dat de beschutte tuin nog iets zou opleveren.
Koert en René besloten om eerst maar eens te gaan relaxen en een boekje te gaan lezen, terwijl ik een min of meer beschut en rustig plekje in de tuin opzocht om vandaar wat foto's te maken. Dat lukte vanwege het donkere, winderige weer maar matig. Toch had ik op een zeker moment succes: een van de feeders werd bezocht door een viertal dames Purple Finch, zodat ik snel mijn metgezellen erbij haalde, voor wie dit nog een nieuwe soort was. Nu slaagden we er met enig geduld uiteindelijk ook in om toch nog wat plaatjes van de Indigo Bunting te schieten, zij het van (veel te) ver. Ook liet een Least Flycatcher zich zien.
We besloten toch maar weer iets te gaan doen, en reden naar de Port Rowan Wetlands, waar we vanaf een uitkijkpunt, geteisterd door wind, regen en kou, zowaar toch nog wat aardige soorten wisten te scoren, hetgeen vooral te danken was aan René, die fanatiek aan het scopen sloeg. Er waren meerdere Buffleheads aanwezig en een Ring-necked Duck zat helemaal aan de overkant tegen het kantje aan. De eerste Bonaparte's Gull van de reis zat op een eilandje, en daarachter zwommen een Krakeend en een Kuifduiker. Ook was er weer een Common Gallinule aanwezig.
Oké, dat was een score die boven verwachting was, dus besloten we om nog maar eens naar Long Point te rijden om te zien hoe de situatie daar nu was. Het park was nog steeds afgesloten, maar onderweg ernaartoe vonden we twee Knobbelzwanen en bij het kijkscherm dat we eerder die dag ook al hadden bezocht, zwom nu een Pied-billed Grebe.
Vlak voor de ingang van het park merkten we op dat er nogal wat vogeltjes actief waren op en rond de grond, ongetwijfeld daartoe gedwongen door het barre weer. Zo zaten er meerdere Cape May Warblers, die gewillig op de gevoelige plaat gingen, en ook flink wat Myrtle Warblers. We gingen maar wat rondrijden en vogelen vanuit de auto en dat leverde fotogenieke Red-bellied Woodpeckers en Rose-breasted Grosbeaks op. Omdat het langzamerhand wat droger werd en de wind iets luwde, besloten we een weggetje in te lopen, waar we direct enkele Grey Catbirds en vele White-throated Sparrows tegen het lijf liepen. Een Hermit Thrush vloog op en ging aan de overkant van de weg zitten, en hij was de enige van de hele reis. Een Swainson's Thrush zat aan het eind van het weggetje, maar die zouden we later nog vaker zien.
We liepen een bosje in dat de plaatselijke ringbaan bleek te zijn en de Old Cut Banding Station heet, als ik het goed heb. Hier merkten we voor het eerst op dat er Red-breasted Nuthatches on the move waren, en vanaf nu zagen we die overal waar we kwamen in groten getale. René merkte een gluiperige Ovenbird op, en die was de enige van de reis. Een Golden-crowned Kinglet was erg leuk, hij was ook alweer zo'n soort die we vorig jaar niet hadden.
Terug bij het begin van het weggetje zagen we een Veery op een grasveldje zitten, evenals een Lincoln's Sparrow, en zowel een Cape May Warbler als een Chestnut-sided Warbler speelden voor fotomodel. Ergens vanmiddag hadden we ook nog een Eastern Cottontail.
En zo werd deze qua weer miserabele dag op het eind toch nog gered met de waarneming van een flink aantal leuke soorten!

Northern Cardinal, mannetje, Rondeau PP.
13 mei 2019
De voorspelling was dat het vandaag beter weer zou zijn, en zeker in de omgeving van Leamington. Toen we echter om half zes wakker werden, was het nog net zulk miezerig weer als gisteren, hoewel de wind grotendeels leek te zijn weggevallen. Daarom namen we direct na het ontbijt afscheid van Gerry en Jo-anne, laadden de koffers in en verlieten Tranquil Moments met het gevoel dat het allemaal toch een stuk leuker had kunnen zijn als het weer een beetje had meegewerkt. Want het plekje was zonder meer paradijselijk.
Anyway, het plan was om onderweg naar Leamington Rondeau Provincial Park aan te doen, als het tenminste droog zou zijn. Al rijdende leek het daar soms op, maar op andere momenten regende het weer. Toen we in de buurt van Rondeau kwamen, besloten we om het er toch op te wagen. Het leek wat droger te worden en er waren bij tijd en wijle stukjes blauw te zien aan de hemel.
Het bleek een goede beslissing te zijn.
Eerst stuitten we nog op een opgebroken weg, die ons wel een Purple Martin opleverde, maar na een eind omrijden arriveerden we toch in Rondeau, waar het droog bleek te zijn en waar bij het Visitor Center een prachtige voederplaats was ingericht waar we ons fotografisch konden uitleven op tal van vogelsoorten. Het stierf er van de Red-breasted Nuthatches, die soms zo tam waren dat ze op nog geen meter afstand op een hekje of een tak kwamen zitten. Die kwamen duidelijk uit een zo hoog noorden dat ze nog geen kennis hadden kunnen nemen van het fenomeen 'mens'. Er verschenen af en toe ook White-breasted Nuthatches op de voerplek, Rose-breasted Grosbeaks waren eigenlijk de hele tijd wel aanwezig, evenals een hele zwerm American Goldfinches, terwijl White-crowned - en White-throated Sparrows over de grond scharrelden. Hetzelfde gold ook voor een stel Eastern Chipmunks en hondsbrutale Eastern Grey Squirrels, die met aapachtige sprongen de feeders wisten te bereiken en vervolgens te plunderen.
Nu was ons hoofddoel op deze plek de Tufted Titmouse, die zich iedere dag wel op de feeders scheen te vertonen, alleen nu even niet. We keken vergeefs naar dit leuke meesje uit. Een Northern Cardinal liet zich wel af en toe zien, maar wilde tot mijn grote frustratie maar niet fatsoenlijk op de foto. Een Blackburnian Warbler liet zich (te) kort zien, en Common Grackles, Red-winged Blackbirds, Blue Jays, Brown-headed Cowbirds en Chipping Sparrows behoorden tot de vaste gasten.
Alles goed en wel, maar we hadden hier nog een belangrijke zaak af te wikkelen, wat zeg ik: de allerbelangrijkste van deze reis. Want de Red-headed Woodpecker was een van de voornaamste redenen geweest om nog een keer terug te gaan, en die moest in Rondeau een regelmatige verschijning zijn. Dus informeerden we maar eens in het Visitor Center naar een mogelijke verblijfplaats van de roodgekopte rakker, en tot ons grote genoegen wist een aardige vrouwelijke ranger ons precies aan te duiden waar zich een boom bevond die regelmatig door de gewenste spechten werd gefrequenteerd. En die boom was vlakbij!
We liepen dus volgens aanwijzing een stukje Tulip Trail, staken de weg over en liepen richting strand. En daar zag René direct een specht overvliegen die verderop in de top van een heel hoge dode boom landde: daar zat de RED-HEADED WOODPECKER! Ver weg, maar onmiskenbaar. Onnodig te zeggen dat deze waarneming, die natuurlijk nog wel verbeterd moest worden, vreugdekreten en rondedansjes bij de waarnemende vogelaars veroorzaakte, want het duivelse ding zat eindelijk in de pocket!
We bleven een tijd rondhangen in de hoop dat de specht terug zou komen en zich wellicht zelfs zou laten fotograferen, maar dat zat er niet in. Wel merkte ik een Northern Waterthrush op, werden Downy Woodpecker en Eastern Phoebe waargenomen, maar van de specht geen spoor meer.
We besloten daarom maar een trail te gaan lopen verder noordelijk in het park. Langs een loop-trailtje halverwege zagen we onder meer de American Redstart, een Carolina Wren, enkele Gray Catbirds, waarvan er een fraai poseerde, een Chestnut-sided Warbler en ik zag heel kort een Golden-winged Warbler - veel te kort om van een echt leuke waarneming te kunnen spreken.
De warbler-alley dan maar. Hier werden we aangesproken door een vriendelijke vogelaar. Of we de uil al hadden gezien? Eh, nee meneer, waarwaarwaar dan?!? Gelukkig liep de man met ons mee en wees ons feilloos een holletje aan waar tot ons onuitsprekelijke genoegen een Eastern Screech Owl (grijze vorm) in zat te koekeloeren. Dat was alweer een knalsoort, en het was duidelijk dat Rondeau een goede, wat zeg ik, een uitstekende keus was geweest om een dagje in door te brengen.
Intussen namen we nog soorten waar als Magnolia Warbler, Myrtle Warbler, House Wren, Lincoln's Sparrow, Least Flycatcher en Black-throated Green Warbler.
Volkomen in onze nopjes besloten we nog maar eens bij de voederplek bij het Visitor Center te gaan kijken, want nu zou die Tufted Titmouse toch ook misschien wel lukken. Die was er niet, maar wel kwam er een tweede (of dezelfde?) Red-headed Woodpecker in een aangrenzende boom zitten! Die liet zich alvast wat beter zien dan de eerste en zo onderhand groeide het vertrouwen dat we de specht ook nog wel op de foto zouden krijgen.
We kwamen de twee Engelse vogelaars tegen die ook in Tranquil Moments hadden verbleven en zij wezen ons erop dat er langs de strandweg bij een bepaald huisje met veel feeders een Summer Tanager zou zitten, een zeldzaamheid in Canada en een waarover we vandaag al vaker mensen hadden horen praten. Dus zochten we het betreffende huisje op en in no time hadden we de Summer Tanager te grazen. Het was een fraai eerstejaars mannetje, deels geel en deels rood gekleurd, en zo zouden ze van ons altijd wel mogen zijn. Er was volop activiteit bij het huisje, en de eigenaar was zeer vriendelijk en behulpzaam, en zo kwam het dat we na enige tijd maar liefst twee Red-headed Woodpeckers opmerkten die regelmatig op de feeders kwamen of op de grond kwamen zitten. En zo kregen we aan het eind van de dag toch onze felbegeerde foto's van deze mooiste specht van Noord-Amerika, wat zeg ik: van de wereld!
Het was intussen hoog tijd om de resterende afstand naar Leamington te overbruggen en in te checken in de Day's Inn. Onderweg zagen we nog twee Koereigers, een soort die niet bepaald talrijk is in deze streken.
's Avonds vierden we de successen in ons vaste restaurant Armando's, met pizza en een aantal heerlijke koele biertjes!

Blue-winged Teal, mannetje, Hillman Marsh.
14 mei 2019
Om half zes ging de wekker in onze kamer in de vertrouwde Day's Inn, waar het early bird breakfast al om vier uur gereed staat voor de liefhebber, maar dat vonden we wat teveel van het goede. Rond kwart voor zeven gingen we onderweg naar Point Pelee, kochten een driedagenpas en reden naar het Visitor Center, waar we direct het treintje naar de punt namen. Het was eindelijk eens mooi weer: het zonnetje scheen en de temperatuur werd al gauw zodanig, dat we jassen en truien in de auto dumpten.
Onderweg hadden we de eerste Wild Turkeys alweer gezien en bij de punt bleek dat de Red-breasted Nuthatch ook massaal Pelee was binnengevallen, want ook hier zaten er veel.
Op het strand van het puntje, dat zich een beetje had uitgebreid, zaten American Herring Gulls in gezelschap van enige Grote Mantelmeeuwen en een Kleine Mantelmeeuw, alsmede twee Visdieven.
We besloten langs de oostkant van de punt een stukje naar het noorden te lopen, omdat je daar mooi licht had en bovendien zaten er wel wat vogeltjes. Enkele Sand Martins vlogen heen en weer, mannetjes American Redstart en Magnolia Warbler, alsmede een Grey Catbird, lieten zich fraai zien en enorme aantallen Blue Jays trokken noordwaarts. Het moeten er vele honderden, wellicht duizenden zijn geweest. We vonden een Blue-grey Gnatcatcher en een Black-throated Green Warbler en vervolgens kwam er een gelig warblertje in beeld dat na enig gehakketak werd gedetermineerd als vrouwtje Prairie Warbler, een wel zeer aangename soort! Intussen lieten meerdere Baltimore Orioles en een Black-and-white Warbler zich zien, en toen ik even naar het toilet liep werd ik opgehouden door een fotogenieke Veery. Voor de toiletten bevond zich overigens ook weer het piepkleine vleermuisje, de Eastern Pipistrelle, die daar vorig jaar ook al rondhing.
Terug aan het strand vertoonde zich een fraai mannetje Blackburnian Warbler en de zoveelste Myrtle Warbler, die dit jaar erg talrijk waren. Op de punt hadden zich nu een Zilverplevier en een Steenloper bij de meeuwen gevoegd en een Middelste Zaagbek zwom rond.
We liepen nog een stukje tussen de bomen door en vonden nog wat warblertjes, want ondanks het mooie weer was het zeker niet saai met de trekvogels! Zo kwamen nog een Palm Warbler, een Nashville Warbler en een Black-throated Blue Warbler tevoorschijn om ons te vermaken.
Toen namen we het treintje terug en gingen eerst eens wat overtollige kleding in de auto dumpen. Op het parkeerterrein aan de West Beach hoorde ik een Indigo Bunting zingen. De vogel zat vlakbij, maar liet zich ondanks dat we er nogal wat tijd in staken, niet zien. Wel vonden we al zoekende een Ruby-crowned Kinglet, een Black Tern over Lake Erie en een Warbling Vireo, die dit jaar nogal schaars waren. Ook zagen we de eerste vlinder: een American Painted Lady, en die zouden we nog een paar keer tegenkomen.
We liepen nog een stukje Woodland Trail en vonden alleen wat normalere soortjes als Swainson's Thrush, Blue-headed Vireo en Downy Woodpecker. Daarna was het tijd voor koffie, bird seed cookies en een hot dog.
Na de lunch checkten we het waarnemingenbord en tot onze grote vreugde bleek de Chuck-wills-widow, die al voordat we aan onze reis begonnen aanwezig was, weer was gezien. Een fraaie nieuwe soort voor ons allemaal, dus daar moesten we op af! De vogel zat iets ten noorden van het Sparrow Field, en gelukkig wilde de treinmachinist ons daar wel afzetten; dat scheelde een hoop loopwerk. Maar ter plekke zonk de moed ons al snel in de schoenen: er waren slechts vogelaars die net als wij geen flauw idee hadden waar ze moesten zoeken tussen de bomen- en takkentroep. Dat had dus geen zin. Even was er nog een sprankje hoop toen zich een dame meldde die de vogel al had gezien, maar die wist alleen de plek waar Chuckie gisteren had gezeten, en zelfs dat maar bij benadering, dus dat schoot ook niet op. Zo leverde dit uitstapje slechts een Common Yellowthroat en een Eastern Kingbird en een gevoel van teleurstelling op.
Toch zou het nog een mooie middag worden. Want een wandelingetje door Tilden Woods, met het oog op de Worm-eating Warbler die daar was gezien en - ik zeg het maar meteen - waarvan we slechts een waarschijnlijke zangstrofe hoorden, leverde wel een fraaie Canada Warbler en nog een Chestnut-sided Warbler op, allebei fotogeniek! En toen we nogmaals het waarnemingenbord checkten, zagen we dat er een Kentucky Warbler was gezien bij Pioneer, dus haastten we ons daarheen. Ter plaatse liepen we eerst de verkeerde trail op, hetgeen ons wel de schaarse Hooded Warbler opleverde, die een stukje voor ons op het pad zat en zich mooi liet fotograferen. Toen we het juiste pad op liepen, was de Kentucky Warbler ook snel gevonden. Het warblertje zat de hele tijd op de grond tussen de vegetatie, maar liet zich af en toe toch op de gevoelige plaat vastleggen. De zoveelste fraaie warblersoort was binnen!
De fut was er nu een beetje uit en we hingen nog wat rond op de parkeerplaats, waar zich een fraaie Tennessee Warbler liet zien en een Eastern Wood Pewee liet horen. Op de terugweg naar het motel keken we nog even over het ondergelopen uienveld net ten noorden van Pelee NP. Hier voegden we nog een paar vakantiesoorten toe in de vorm van meerdere Short-billed Dowitchers en Bonte Strandlopers. Ook waren er enkele Lesser Yellowlegs aanwezig.

Grey Catbird, Rondeau PP.
15 mei 2019
's Morgens vroeg tuften we weer met het treintje naar de punt. Het was wederom een fraaie dag, qua weer, en dat begon nu toch wel een beetje zorgelijk te worden, want er waren duidelijk minder vogels aanwezig dan gisteren. Liever hadden we 's nachts regen gehad om de trekvogels naar de grond te brengen, maar ja, daar heb je als vogelaar natuurlijk niets over te zeggen.
Op het puntje vandaag slechts drie meeuwen en twee Drieteenstrandlopers. Langs de oostrand van de punt was het erg rustig, zodat we het snel gezien hadden. Wel was er duidelijk trek van Atalanta's, want we vonden er meerdere. Aan de westkant had Koert een paar IJsduikers ontdekt, en inderdaad kregen we die even later alle drie in beeld.
We besloten een stuk de West Beach Trail op te lopen, wat slechts een groepje Toppers op het water opleverde en verder (vrijwel) niets. Toen we na een lange wandeling uitkwamen bij de tussenhalte van het treintje, maakten we dan ook dat we bij het Visitor Center kwamen en gingen eerst maar eens aan de koffie.
Daarna besloten we om Tilden Woods nog maar eens te gaan verkennen, daar is het vrijwel altijd leuk met warblertjes. Dat was gelukkig ook deze maal het geval. Van de rust die er op de punt heerste, was hier weinig te merken en we stortten ons dan ook vol overgave op de fotografie. Een Orchard Oriole liet zich zien, en hij was pas de eerste van de reis. Een zingende Black-throated Blue Warbler liet zich fraai fotograferen, en hetzelfde gold voor een Blue-headed Vireo. Ook Black-and-white Warbler, Chestnut-sided -, Myrtle -, Palm - en Nashville Warbler lieten zich zien dan wel fotograferen, evenals de American Redstart.
We werden verder beziggehouden door een Ruby-throated Hummingbird, de zoveelste Veery, een Northern Flicker die een nestholte aan het uithakken was waarbij de spaanders in het rond vlogen, de eerste Red-eyed Vireo van de reis, een fraaie Canada Warbler, die dit jaar veel talrijker was dan in 2018, en twee overvliegende Wood Ducks.
Het was alweer lunchtijd.
Na de lunch besloten we een poging te wagen op een Blue-winged Warbler die langs de Woodland Trail was gezien. We waren nauwelijks op de trail toen we zagen hoe een vogelaar iemand anders duidelijk ergens op wees, waarna deze zich met grote spoed naar een bepaalde plek haastte. Hier was duidelijk iets aan de hand! We volgden de gehaaste vogelaar en kwamen uit bij een groep mensen die, zo namen wij nog aan, naar de Blue-winged Warbler zochten. Maar toen bleek dat het om een heel andere soort ging: een Black-billed Cuckoo! En hoppa, daar kwam de koekoek al tevoorschijn uit de bodembegroeiing en ging op een boomstam zitten. De vogel liet zich uitgebreid en van dichtbij bekijken en fotograferen, en ik hoef je niet te vertellen dat deze waarneming ons een enorme kick gaf, want deze normaal gesproken gluiperige koekoek was een zeer gewilde, gloednieuwe soort voor ons allemaal! Terwijl we zo stonden te kijken merkte een van de vogelaars een specht op die vlakbij in een boom zat, en dat bleek dus een Red-headed Woodpecker te zijn! Zo moest deze specht, die vooraf het hoofddoel van de trip was, ineens genoegen nemen met een rol als sidekick van een koekoek. Maar genieten deden we sowieso van hem.
Oké, dat ging goed, het werd duidelijk alweer een erg fraaie dag, en nu was ons volgende doel de Prothonotary Warbler, waar je normaal gesproken de hele Woodland Trail voor moet aflopen, maar Koert had het slimme plan om ons eerst per treintje naar de tussenstop te laten vervoeren en van daar naar de bruggetjes te lopen waar de warbler zich ophield. Dat scheelde een eind lopen, en we hoorden de Prothonotary Warbler al snel zingen en nog even later kwam hij in de kijker en (kort) voor de cameralens. Weer een warbler erbij op de lijst!
We besloten de Cactus Trail maar eens te bewandelen, onder meer in de hoop op Yellow-breasted Chat, ook alweer zo'n soort die we altijd maar misten. Onderweg liep er een Northern Raccoon, een Wasbeer dus, op de weg, de tweede al van de reis. Eerder hadden we er een op het kerkhof van Point Pelee. De trail leverde aanvankelijk een Warbling Vireo en een zingende Carolina Wren op, en van de vlinders een fraai te fotograferen Eastern Tailed Blue, maar verder niet veel. Weliswaar stuitten we op een klein clubje vogelaars dat op een bepaalde plek stond te zoeken naar de Chat, die daar een halfuur geleden gezien zou zijn, maar dat leek ons een redelijk hopeloze onderneming. Op de terugweg stonden er op diezelfde plek echter opnieuw vogelaars, en aangezien we intussen hadden ondervonden dat het parasiteren op andere vogelaars leuke dingen kon opleveren, gingen we toch nog even checken. En jawel, men had een Yellow-breasted Chat in beeld, en die verscheen korte tijd later ook in ons kijkerbeeld! Deze vogel was weer eens een nieuwe soort voor Koert en René, en voor mij pas de tweede ooit, dus er werd flink van genoten.
Terwijl we opgetogen terug liepen naar de auto, scoorden we dankzij twee dametjes nog een Northern Waterthrush, en een groepje andere vogelaars bezorgde ons een prachtig mannetje Indigo Bunting.
Intussen was het bewolkt geraakt en we besloten naar Hillman Marsh te gaan om de vakantielijst een flinke boost te geven met eenden en steltlopers. Op het uienveld stonden vandaag veel Zilverplevieren, en terwijl we daar stonden werd het ineens erg koud en leek er in de verte regen te vallen.
Bij Hillman Marsh aangekomen begon het te spetteren. Niettemin liepen we het gebied in, en er bleken veel warblertjes aanwezig te zijn, waaronder een mooi mannetje Blackpoll Warbler (de enige van de reis) en weer een Black-throated Green - en een Tennessee Warbler. Intussen begon de regen intensiever te worden, dus namen we onze intrek in de schuilhut, evenals veel andere vogelaars. René begon de boel af te scopen, en hoewel het er aanvankelijk niet naar uitzag, haalde hij er toch nog een aantal vakantiesoorten voor ons uit. Vooral in de eenden werd lekker gescoord, zo zwommen er Green-winged Teal, Blue-winged Teal, Slob- en Krakeend, een man American Wigeon en een klein groepje Redheads, die voor mijn metgezellen nog een nieuwe soort waren. Ten slotte werden nog een Killdeer, een Kuifduiker en een langs vliegende Forster's Tern opgemerkt. Ook ging een Common Muskrat, die vlak voor de hut aan wat rietstengels zat te knabbelen, op de foto.
Toen de vogelsoorten op raakten en de regen wat minder was, liepen we terug naar de auto, tijdens welke wandeling ik een zingende Sedge Wren opmerkte, die gelukkig nog een paar keer zong, zodat Koert en René hem ook hoorden.
Daarna was het weer de hoogste tijd voor de pizza en het bier bij Armando's.

Nashville Warbler, Point Pelee NP.
16 mei 2019
En zo was het alweer 16 mei en brak de laatste volle dag in Point Pelee aan. 's Morgens namen we eerst weer het treintje naar de punt, waar het nu nog rustiger was dan gisteren. Dat was niet echt de bedoeling natuurlijk. Gelukkig was zowat de enige zangvogel die zich langs het oostelijke strandje liet zien een wren, en dat was duidelijk geen gewone wren. Het duurde even, maar uiteindelijk liet het beestje zich redelijk goed zien en fotograferen, zodat we aan de hand van de donkere kruin en de streping op de rug konden vaststellen dat we de Marsh Wren te pakken hadden, een soort die nog op onze to do-lijst stond en die we eigenlijk in Prospect Marsh, Sedge Wren Marsh of de Port Rowan Wetlands hadden moeten scoren. Maar goed, dat maakte op slag niet meer uit: hij zat in de pocket.
We gingen eerst maar eens aan de koffie. Op het waarnemingenbord was er nog geen enkele waarneming voor vandaag bijgeschreven, hetgeen niet erg hoopgevend was. Dan maar Tilden Woods, altijd leuk voor een paar soortjes. We liepen deze keer eens door tot de East Beach en zagen wat soortjes die intussen gewoon waren geworden, waaronder alweer een Red-headed Woodpecker. We vroegen ons intussen af hoe we die vorig jaar in vredesnaam hadden kunnen missen.
Ook veel van de warblers die we hier gisteren en eergisteren ook al hadden gingen weer in het digitale notitieboekje, en sommige gingen op de gevoelige plaat. Uiteindelijk kwamen we, na een onderhoudend rondje, weer bij het Visitor Center, waar een hoop vogelaars samendromden naast de tent van reisorganisatie Quest, en die bleken te kijken naar een schitterend mannetje Scarlet Tanager! Even later bleek het zelfs om twee vogels te gaan, en een ervan ging nog op de foto, al had hij best wat dichterbij mogen zitten. Maar deze prachtvogels brachten de stemming er wel weer helemaal in.
We gebruikten een lunch, tijdens welke er nog een Visarend kwam overvliegen, en checkten toen weer het waarnemingenbord, waar ineens toch weer veel was bijgeschreven, waaronder good old Chuckie. Tja, een nieuwe soort en wat voor een, dus die moet je dan toch weer gewoon keihard proberen. We lieten ons weer afzetten bij Sparrow Field en liepen het korte stukje naar de plek waar de widow moest zitten. Twee vogelaars kwamen ons tegemoet en die vertelden dat ze de vogel hadden gezien, maar dat die erg moeilijk zat en ze wensten ons sterkte. En o ja, er zou nog een echtpaar op de plek staan.
Het echtpaar was echter alweer aan de wandel gegaan, maar ik haalde ze in en vroeg vriendelijk of ze de widow wisten te zitten en het bleek dus te gaan om een zeer aardig echtpaar, want ze liepen met ons mee terug en de man wist ons feilloos de Chuck-wills-widow aan te wijzen, ook al kostte het ons aanvankelijk enige moeite om het beest tussen de takkentroep te vinden. We bedankten de mensen hartelijk en genoten van het beest, waarvan we, ook al zat hij erg lastig, toch ook de kop en het oog konden zien. Wat een vogelgenot!
Onze dag kon al niet meer stuk, maar er viel nog meer te scoren. Langs het fietspad ten noorden van Dunes was een Golden-winged Warbler gezien en bij Northwest Beach zaten twee Clay-colored Sparrows. We besloten eerst voor de warbler te gaan, maar dat was zoeken naar een speld in een hooiberg. Wel zagen we de tweede Bay-breasted Warbler van de reis, en we ontmoetten een lokale vogelaar die ons in het voorbijgaan een Red-headed Woodpecker-nestholte plus de bijbehorende specht (al was dat slechts kort) aanwees, en vertelde dat de sparrows nu bij het toiletgebouw van Northwest Beach zaten. Dus gingen we daar als een speer op af.
Eenmaal ter plaatse bleken de sparrows alweer een stukje zuidelijker van de toiletten te zitten en er stond een warrig groepje vogelaars dat allerlei soorten sparrows voor de Clay-coloreds aanzag, en die na een tijdje plotsklaps, allemaal alsof het zo was afgesproken, wegliepen. We speurden verder en nu kwamen er een paar Engelse vogelaars aan, waarvan er eentje al snel een sparrow van de juiste soort ontdekte en het duurde niet lang voordat we allemaal een Clay-colored Sparrow in de kijker hadden. Slechts kort, maar gezien de moeite die we al hadden moeten doen vonden we het ruim voldoende. Wederom een fijne nieuwe soort voor mijn vrienden, en voor mij ook pas de tweede ooit.
Nu de dag toch weer een volledig succes was geworden, besloten we nog een keer naar Hillman Marsh te gaan, waar vooral René hoopte op de American Avocet. Die zat er niet in, maar er vielen we andere steltlopers te bewonderen. Bij het uienveld hadden we ditmaal al enkele Semipalmated Plovers, en bij Hillman Marsh was het licht die avond erg mooi en zaten onder meer een paar Blue-winged Teal, een clubje Least Sandpipers, een Spotted Sandpiper en een Semipalmated Sandpiper vlak langs het dijkje, zodat ze fraai te fotograferen waren. Ook de Redheads en de American Wigeon waren weer aanwezig.
Pas om een uur of zeven hielden we ermee op, om bij Armando's te gaan nagenieten met een paar koele biertjes.

White-throated Sparrow, Rondeau PP.
17 mei 2019
De laatste dag van de vakantie was alweer aangebroken. Vandaag moesten we in ieder geval de lange rit naar het vliegveld van Toronto volbrengen, dus we besloten de ochtend door te brengen in Rondeau, met kans op de Titmouse, zodat we in ieder geval al een uur in de goede richting waren gereden. Het zou een erg leuke laatste ochtend worden.
Uiteraard posteerden we ons eerst bij de voederplaats, waar zowat de eerste vogel die we zagen een fotogenieke Dark-eyed Junco was, een vakantiesoort dus. Zo'n beetje al het andere bekende spul meldde zich ook weer, maar helaas ook deze maal geen spoor van de Titmouse. Tot mijn onuitsprekelijke geluk werkte ditmaal wel - eindelijk! eindelijk!! - de Northern Cardinal mee aan een spetterende fotosessie! Zodat er weer een belangrijk reisdoel was gehaald. Ook leuk was een man Indigo Bunting die zich - helaas kort - bij de voederplek vertoonde.
We besloten vervolgens voor een van de zeldzaamste vogels van Canada te gaan: de White-winged Dove die hier al enkele jaren bivakkeert. Een ranger wist weer prima uit te leggen waar de vogel vaak zat: bij huisje nummer zoveel tussen het roze en het gele huisje. Het duurde weliswaar even voor we de goede plek hadden gevonden, maar daar zat meneer of mevrouw duif dan ook al op ons te wachten op een schoorsteentje: de White-winged Dove, en het beest sleepte met takjes in een tamelijk zinloze poging om een nest te bouwen op de schoorsteen.
Ten slotte besloten we om de Tulip Trail te lopen, waarlangs de ranger ook vaak Tufted Titmice zag, dus dat moest, gezien de statistieken tot nu toe, een eitje worden. Maar dat werd het niet. Wel kwamen er nog twee Prothonotary Warblers uit, een Blackburnian - en de zoveelste Canada Warbler en als laatste nog een vakantiesoort: de Northern Parula (twee stuks).
Daarmee was de koek op en begonnen we de lange rit naar het vliegveld, die alleen een White-tailed Deer op een veld opleverde, en waar we ondanks nogal wat vertraging prima op tijd aankwamen, de auto inleverden, incheckten en na nog een paar uur wachten per vliegtuig weer naar Nederland werden vervoerd, waar we op

Staartloze Canada Warbler, Point Pelee NP.

18 mei 2019
om een uur of tien aankwamen. Daarna moest ik nog via een omweg thuis zien te komen, want op het spoorwegnet was het weer dik hommeles, maar uiteindelijk was ik om twee uur 's middags weer bij mijn geliefde vrouw Cilja. Het was weer een prachtige reis geweest, met schitterende soorten, voor mij persoonlijk zeven nieuwe soorten en met tientallen soorten die we vorig jaar niet hadden.
Least Sandpipers, Hillman Marsh.
Naschrift: bloeiende plantjes.
Dit jaar deed ik mijn best om ook zoveel mogelijk bloeiende plantjes te fotograferen. Determineren deed ik ze pas thuis, aan de hand van de foto's en met behulp van een in Pelee aangeschaft boekje en een website over de wildflowers van Ontario. 
Dit zijn de soorten die ik heb gedetermineerd: Garlic Mustard, Narrow-leaved Spring Beauty, Dutchman's-breeches, Cypress Spurge, Wild Strawberry, Wild Geranium, Herb-Robert, Prairie Smoke, Star-flowered Solomon's Seal, Early Saxifrage, Common Dandelion, White Trillium, Large-flowered Bellwort, Dog Violet, Downy Yellow Violet, Northern Bog Violet, Early Buttercup, Cut-leaved Toothwort en Marsh Violet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten