zaterdag 30 april 2016

30-04-2016: Gierzwaluwen gearriveerd!

Een van de fijnste vogelmomenten van het jaar is de aankomst van de Gierzwaluwen, een van mijn allerfavorietste vogelsoorten, boven de haven van Leerdam, waaraan ik woon. Vandaag was het weer zo ver, precies op 30 april, voorheen Koninginnedag, verschenen ze weer. Acht Gierzwaluwen vlogen eerst heel hoog, later een stuk lager boven de haven. En nog even later vlogen er minimaal drie rond ons huis. Ik hoop dat ze ook dit jaar ons dak weer uitkiezen om te broeden. Vrijwel ieder jaar hebben we wel Gierzwaluwen onder de dakpannen. Vanuit de slaapkamer kunnen we dan vaak precies horen wat er gebeurt: wanneer de Gierzwaluwen op het nest komen of wegvliegen, wanneer er jongen zijn. Wie weet!

donderdag 28 april 2016

28-04-2016: Terug in Nederland

De Holenduif, altijd schuw en lastig te fotograferen.
Sinds ik terug ben uit Zweden is het hier nog geen fatsoenlijk weer geweest om er even op de fiets tussenuit te gaan. Maar vanmorgen vroeg zag het er redelijk uit en de Buienradar liet geen buien zien in de directe omgeving de komende paar uren, dus stapte ik op de fiets om weer eens wat Nederlandse jaarsoorten op te snorren.
Leerdam uit fietsend vloog er een Ooievaar over. Eenmaal op de Meerdijk schoot er een IJsvogel over het riet langs de Linge en zong er een Grasmus, die vandaag alweer volop terug bleek te zijn. Ik keek even snel bij Lappenheide, maar afgezien van acht Kluten was er niets bijzonders te vinden. Daarom ging ik snel door en fietste via Acquoy naar de Langendijk, waar ik tot mijn grote genoegen mijn eerste Tuinfluiter van het jaar hoorde zingen. Hier zong ook een Nachtegaal, die ik overigens ook langs de Nieuwe Zuiderlingedijk had vandaag.
Twee Lepelaars bij Heukelum vandaag, een leuke jaarsoort.
Ik ging verder over de Nieuwe Zuiderlingedijk, waar ik drie zingende Sprinkhaanzangers telde, maar geen Snor. Het lijkt erop dat de Snor dit jaar niet op z'n vaste stek zit, en dat is jammer. Wel zongen er enkele Blauwborsten en een paar Bruine Kiekendieven patrouilleerde over het riet.
Ter hoogte van de Kerkweg reed ik even naar beneden, naar mijn vaste Zomertortelplek van de laatste jaren, maar helaas: geen spoor van de vogels. Wel liet een Holenduif zich aardig fotograferen en zong de Cetti's Zanger een paar keer.
Ik fietste verder tot aan de Linge, waar de vlotjes voor de Zwarte Sterns alweer klaar lagen en jawel, er vlogen twee Zwarte Sterns boven, weer een jaarsoort.
Zwarte Kraai langs de Nieuwe Zuiderlingedijk.
Ik maakte een lusje door het buitengebied van Heukelum, waar ik vorig jaar Beflijsters en een Lepelaar had. De Beflijsters waren er niet, maar tot mijn vreugde stonden er wel twee Lepelaars in het weiland, en ook die waren nog een jaarsoort voor me.
Terug bij Lappenheide ontmoette ik Rien de Keijzer, een lokale vogelaar die toevallig gisteren de vlotjes voor de Zwarte Sterns had geplaatst, zodat hij het leuk vond om te horen dat ik er zojuist twee Zwarte Sterns bij had gezien. We zagen nog een Oeverloper, en die was opnieuw een jaarsoort. Daarna was het tijd om naar huis te gaan. Het was een leuke ochtend.
Houtduif langs de Nieuwe Zuiderlingedijk.
En nogmaals de Holenduif.

woensdag 27 april 2016

18 t/m 23-04-2016: Verslag van mijn vogelreis naar Zweden.

De Laplanduil van Västeras, dé belangrijkste doelsoort van onze reis.
Het was zowat achttien jaar geleden dat René Lieverse, Koert Mulder en ik samen een vogelreis hadden gemaakt. Door allerlei omstandigheden was het er al die tijd niet van gekomen. Maar nu we alle drie weer fanatiek vogelen en ook weer regelmatig reizen, werd het de hoogste tijd voor een nieuwe gezamenlijke vogelreis.
De keuze viel op de voorjaarsreis naar Zweden van BirdingBreaks. Een betaalbaar reisje van zes dagen waarin ik tien nieuwe soorten kon scoren en René en Koert nog een paar meer. Mijn tien doelsoorten waren: Auerhoen, Hazelhoen, Moeras- en Alpensneeuwhoen, Lapland- en Oeraluil, Taigagaai, Bruinkopmees, Drieteen- en Witrugspecht. Waarvan die laatste een buitengewoon lastige was, want die is, ondanks een reïntroductieproject, amper meer te vinden in Zweden. Voor mijn metgezellen waren ook onder meer Giervalk, Taigarietgans en Ruigpootuil nog potentiële nieuwe soorten. Ook was er een aantal al dan niet nieuwe lokale ondersoorten te verdienen, zoals die van Boomklever, Matkop, Grote Bonte Specht, Kauw, Kleine Mantelmeeuw, Zilvermeeuw, Staartmees en Goudvink.

De waargenomen soorten in dit verslag zijn vet gedrukt. Alle waargenomen soorten worden tenminste eenmaal genoemd, namelijk ter gelegenheid van de eerste waarneming. Meer bijzondere (onder)soorten worden vaker genoemd en van de specialiteiten wordt iedere waarneming vermeld.
Kokmeeuw bij Hjälstaviken

Maandag 18 april 2016

Om kwart over drie in de morgen gingen er twee wekkers af in huize Zwaaneveld/Zuyderwyk. Voor niets, want ik had de hele (korte) nacht vrijwel geen oog dicht gedaan. Om vier uur stipt stond de gereserveerde taxi voor de deur om me naar Schiphol te brengen en kon de reis eindelijk beginnen! Toen ik de taxi uitstapte, arriveerden René en Koert toevallig ook en al snel konden we beginnen aan de incheckprocedure, die tegenwoordig heel anders gaat dan vroeger. Checkte je in het verleden in aan een balie met een leuke dame, tegenwoordig moet je het allemaal zelf uitzoeken. Via de self service check in krijg je je instapkaart, waarna je je bagage moet inchecken bij een van de bagage-afgiftepunten. Daarna de rij in voor de centrale security en als je daar doorheen bent, kun je eindelijk relaxen en kan de vakantie echt beginnen. Zou je denken. Maar dan wil je een lekker bakkie koffie gaan halen en moet je daarvoor twintig minuten in de rij staan en als je dan eindelijk zit, schuift er een heel bataljon luid kakelende mevrouwen bij je aan tafel die je hele slaperige hoofd vol tetteren met nutteloze informatie.
Gelukkig vertrok onze KLM-vlucht KL1107 precies op tijd om 06:50 uur richting Stockholm-Arlanda en na krap twee uur vliegen ging het toestel alweer naar de grond en waren we in Zweden. Het vogelfeest kon eindelijk beginnen en we waren er klaar voor!
Bij de bagageband, die om de haverklap vastliep, ontmoetten we onze medereizigers: Jaap van den Andel, Dick Endeveld, Toon Speleers en Marijke Depypere. Toen we na enig wachten allemaal onze bagage van de band hadden geplukt, konden we naar de aankomsthal waar onze reisleider, Jelmer Poelstra, al op ons stond te wachten.
Intussen stond iedereen natuurlijk te popelen om de eerste Zweedse soorten te scoren, dus liepen we snel naar het busje waarmee Jelmer ons door Zweden zou karren en gingen we op weg. Rijdend van het vliegveld Arlanda naar ons eerste doelgebied, Hjälstaviken, zagen we vanuit de auto de eerste soorten, te weten Stadsduif, Kokmeeuw, Wilde Eend, Waterhoen, Ekster en Veldleeuwerik. Bij het plaatsje Billby kwamen daar Koolmees, Stormmeeuw en Spreeuw bij, en ook de eerste min of meer bijzondere soort, een die we in Nederland niet vaak meer te zien krijgen: de Bonte Kraai. Bij het plaatsje Husby zagen we de eerste Noordse Kauwen (ondersoort monedula), te herkennen aan de witte vlekken aan beide zijden van de hals.
Noordse Kauw (ssp. monedula)
Na een uur rijden arriveerden we bij Hjälstaviken, een gebied dat gedomineerd wordt door een uitgestrekte plas waarop zich vele vogels bevonden. Er was een uitkijktoren waarop we geruime tijd verbleven en vanwaar we direct een aardig lijstje aan vogels binnenhaalden. We liepen in een rustig tempo, al vogelend, naar de uitkijktoren. Er vlogen Graspiepers over. We zagen Kieviten en Putters en daarna kwamen de eerste twee Kraanvogels in beeld! Weliswaar nog ver weg, maar de kwaliteit van de kraanvogelwaarnemingen zou gedurende de reis nog veel beter worden. Een flinke groep Brandganzen bevond zich op het land rond de plas, maar vooralsnog vonden we geen andere soorten ganzen. Er zong een Geelgors, Witte Kwikstaarten vlogen over en foerageerden op de grond en toen we de plas naderden werden er Grauwe Ganzen en Kuifeenden gezien.
Een biddende forse roofvogel boven de plas werd begrijpelijkerwijs aanvankelijk voor Visarend uitgescholden, maar bleek bij nadere inspectie een Ruigpootbuizerd te zijn! Leuk, en voor zover ik weet de enige van de reis. Na het waarnemen van de Meerkoet kwam het alsnog goed met de Visarend, want een exemplaar van deze soort liet zich prachtig zien en ging zelfs op de foto.
Op het meer werden intussen soorten als Pijlstaart, Kolgans en Wintertaling gevonden en, ondanks dat het fris was en er een stevige wind stond, zagen we minstens twee Kleine Vossen fladderen, de enige vlindersoort die we deze reis waarnamen.
Visarend bij Hjälstaviken.
Intussen hadden we de uitkijktoren bereikt en al speurend vonden we Dwergmeeuwen, Futen, twee Grote Zaagbekken en Visdieven, veelal op respectabele afstand. Een Rietgors riep in het riet en Slobeend en Aalscholver bevonden zich op respectievelijk boven de plas. Ook vloog er een mannetje Bruine Kiekendief ver weg boven het riet.
En toen was het tijd voor de eerste gloednieuwe soort voor mijn metgezellen Koert en René: een groep Taigarietganzen steeg op vanuit het riet aan de overzijde van de plas, vloog een rondje en landde uiteindelijk weer op dezelfde plek. Het was nog niet echt een spectaculaire waarneming, vooral ook vanwege de afstand, maar gelukkig zouden er nog mooiere Taigarietganzen volgen vandaag.
We liepen terug naar de auto, onderweg Grote Canadese Ganzen waarnemend, en lunchten bij de picknicktafels bij het parkeerterrein. Daar merkten we de eerste Zeearend van de reis op, een soort die zich nog regelmatig zou laten zien.
Na het eten verdiepte ik me even in wat bloeiende plantjes en fotografeerde Bosgeelster, Bosanemoon en Leverbloempje. Die laatste twee waren de witte respectievelijk blauwe bloemen die je overal in het bos tegenkwam.
Na de lunch gingen we op weg naar de volgende plas, genaamd Frövisjön nabij Skultuna. Onderweg zagen we de eerste Reeën van de reis, evenals Houtduif en Kramsvogel. Op de plas zelf werden Brilduikers gezien, een soort die we de hele vakantie door op allerlei wateren tegenkwamen. Erg fraai waren de circa acht aanwezige Kuifduikers in zomerkleed, waarin ze heel wat mooier zijn dan in de nogal saaie kledij waarin ze bij ons de winter doorbrengen. Er waren ook hier meerdere Kraanvogels aanwezig en er werd een Zeearend ontdekt die aan de overzijde van de plas op de grond zat en mogelijk aan een prooi zat te knabbelen.
Kraanvogels, ergens langs de weg.
Er stonden een paar Kleine Mantelmeeuwen te rusten die iets te grijs leken voor Baltische, maar gezien de locatie moeten het toch echt Baltische Mantelmeeuwen (ondersoort fuscus) zijn geweest, en de Zilvermeeuwen die er stonden behoorden tot de ondersoort Scandinavische Zilvermeeuw (ondersoort argentatus). Een leuke ontdekking van Jelmer was het mannetje Zwarte Zee-eend dat op de plas dobberde en de enige van de hele reis was.
Op naar plas nummer drie, Nedre Vättern bij het stadje Skinskatteberg. Daar aangekomen was de wind intussen wel erg hinderlijk geworden en de zon was verdwenen, zodat het buiten niet erg aangenaam meer was en dat maakte het lastig zoeken op de uitgestrekte plas, waar we uiteindelijk toch de doelsoorten Roodkeelduiker (5) en Parelduiker (2) wisten te bemachtigen, beide in zomerkleed, maar ver weg op het water. Gelukkig zouden we de Parelduiker later nog aanzienlijk fraaier zien.
Een kort bezoek aan een vierde plasje, in de buurt van Ramnäs, leverde een zingende Roodborst, de eerste Wilde Zwanen, Smienten en een Merel op.
Daarna werd het echt de hoogste tijd om een van onze doelsoorten op de snorren. Daarvoor reden we naar het natuurreservaat Hälleskogsbrännan, een uitgestrekt bosgebied waar enkele jaren geleden brand heeft gewoed, zodat er nog slechts een woud van verbrande stammen rest. Al dat dode hout is echter een eldorado voor de Drieteenspecht, waarvan er hier dan ook vele paartjes territorium houden. Kwam dat even goed uit, want deze soort stond hoog op onze respectievelijke verlanglijstjes.
Jammer genoeg hadden we te kampen met de harde wind die een samenwerkingsverband aanging met flinke regenbuien om ons het leven zuur te maken en de Drieteenspechten de lust tot roffelen te ontnemen.
Taigarietganzen.
Wel vonden we er onze eerste Zanglijster en Buizerd. Op een stukje land tussen twee bosgebiedjes in zat een groepje Taigarietganzen dat zich mooi liet bekijken en zelfs fotograferen. De derde Zeearend van de dag vloog over. Tijdens een natte wandeling door het verbrande bos vonden we nog Kneu, Vink, Winterkoning, Holenduif en Heggenmus, en later, vanuit de auto, een Torenvalk. De Drieteenspecht konden we echter vooralsnog schudden, en dat was toch wel een teleurstelling.
De teleurstelling werd niet minder toen 's avonds ook na urenlang posten de Laplanduil niet tevoorschijn wilde komen op zijn vaste stek in de omgeving van Västeras. Het lange wachten in de wind en af en toe regen leverde 'slechts' twee Witgatjes en een Houtsnip op. En ook de Oeraluil liet zich, nog later op de avond, niet horen. Ai ai, die missers zetten meteen heel wat druk op de ketel, want ze moesten wel weer ingehaald worden, ergens tijdens de reis. Maar er was niets aan te doen en na in ons hotel te Gysinge nog een erg laat hapje eten naar binnen te hebben gewerkt, gingen we naar de kamers voor een heel korte nacht slapen. Want op

dinsdag 19 april 2016

moesten we bij voorkeur met zonsopkomst in de bossen van Östervala zijn voor een eerste poging op onder meer het Auerhoen. Dat lukte niet helemaal, want gezien de twee ultrakorte nachten die we net achter de kiezen hadden, besloten we iets later op pad te gaan. Toen we opstonden werd het al licht en moesten we nog gaan ontbijten. Lopend naar het gebouwtje waar men iets te eten voor ons had neergezet zagen en hoorden we de Boomklever met de witte onderzijde (ondersoort europaeus), mijn eerste nieuwe taxon van de reis! Dat was alvast een opsteker.
Boomklever ssp. europaeus, met witte onderzijde.
Na een haastig ontbijt en het waarnemen van een Sperwer reden we naar de bossen bij Östervala. We stopten bij een kapvlakte in het bos, waar ons een bijzonder sfeervol halfuurtje wachtte. Van verschillende kanten klonken Korhoenders, die zich veelal ophielden in de toppen van sparren. Het Korhoen was een algemene vogel in de Zweedse bossen, die we nog vaak zouden tegenkomen. Een koor van Koperwieken vermengde zich met het geluid van de hoenders. Ook een Groenling en een Grote Lijster lieten zich horen, een Boompieper vloog over en ook twee Wilde Zwanen kwamen roepend over ons heen gevlogen. 
Ergens zong een Goudhaan, de eerste Raaf liet zich zien en horen en daar was mijn tweede nieuwe taxon voor de reis: een Matkop van de ondersoort borealis, die zichtbaar grijzer is dan die bij ons.
Erg leuk allemaal, maar het was intussen de hoogste tijd om aan het Auerhoen te gaan werken, en dus verplaatsten we ons naar een plek waarvan Jelmer wist dat een mannetje Auerhoen er een baltsplaats op nahield. Aangezien de vogel zich niet liet horen, gingen we het bos in, zo'n bos met talloze boomstronken, omgevallen bomen, drassige stukjes en glad mos en waar je eigenlijk constant moest kijken waar je je voeten neerzette en waar het lopen zeer vermoeiend was. Maar goed, na een klein stukje lopen stootten we een man Auerhoen op. De meesten van ons zagen de hele vogel niet en hoorden hooguit wat vleugelgeruis, maar ik had het 'geluk' een seconde lang een groot zwart beest te zien wegvliegen. Technisch gesproken was –ie dus in de pocket, maar natuurlijk was dit totaal geen bevredigende waarneming en ik was dan ook niet van plan deze te tellen. Echter, toen we weer in de auto zaten om naar een volgende plek te rijden, vloog er ineens een Auerhaan uit een boom vlak langs de weg, en die zag ik een stuk beter. Telbaar, in ieder geval. Helaas miste een deel van de groep ook deze vogel, dus zou er minimaal nóg een Auerhoen aan te pas moeten komen om de hele groep tevreden te stellen. En gelukkig gebeurde dat later op de dag, toen een wijfje Auerhoen ineens voor ons op de weg stond en korte tijd later opvloog. Deze vogel werd bij mijn weten door iedereen gezien, zodat deze soort van de to do list kon worden afgestreept.
Ruigpootuil in nestholte.
Maar ik loop op de zaken vooruit. Want eerst reden we naar een plek waar Jelmer een Ruigpootuil in een nestholte wist te zitten. En die stond hoog op de verlanglijsten van onder meer Koert en René, voor wie het nog een nieuwe soort was. En natuurlijk vond ik het zelf ook geweldig, toen het kopje van de Ruigpootuil in het gat van de nestholte verscheen. Wat een ontzettend leuk beestje!
Na een tijdje genieten van het uilenkopje en het scoren van Kruisbek en Kuifmees voor de triplist doken we het bos in om te zoeken naar Drieteenspecht en Hazelhoen. Dat viel weer niet mee. Het bos was moeilijk begaanbaar en beide doelsoorten vertikten het om mee te werken. Wel hoorden we overvliegende Sijzen, zong er een Taigaboomkruiper (die overigens de hele reis niet in mijn kijkerbeeld kwam) en lieten een paar Witkopstaartmezen zich zien, hetgeen natuurlijk bijzonder gewaardeerd werd, want dat zijn erg leuke beestjes om te zien.
Na veel geploeter door het bos vond Jelmer een specht, de eerste van de reis en dat met zoveel bomen, en dat bleek een Kleine Bonte Specht te zijn die zich mooi liet bekijken. Nadat we na een paar uur gestruikel en gestrompel het bos lieten voor wat het was, reden we naar een andere plek waar we het Hazelhoen zouden kunnen treffen, langs een paadje dat evenwijdig aan een stroompje liep, zodat we niet echt het bos in hoefden.
Kleine Bonte Specht.
Onderweg stopten we voor onze eerste Noordse Goudvink, ondersoort pyrrhula, die iets groter is dan onze Goudvink. We moesten voor een tweede keer in de remmen voor een Klapekster, altijd leuk. Hier zagen we ook onze eerste Gaai.
Op de alternatieve Hazelhoenplek begon het prompt weer te regenen, want ook vandaag was het weer niet om over naar huis te schrijven. We zagen een Gewone Pad, en hoorden een baltsende Watersnip, maar dat was dan ook alles.
Daarna reden we naar het hotel om de bagage op te halen en naar de bergen af te reizen. Onderweg zagen we de eerste Huismussen van de reis, die misschien ook wel de laatste waren, want ik kan me niet herinneren ze nog ergens anders te hebben gezien.
's Middags volbrachten we de lange reis naar Funäsdalen in pakweg zes uur tijd. Zo'n 35 kilometer voordat we het plaatsje bereikten, liepen er ineens hele kudden Rendieren op de weg, maar helaas betrof het hier gedomesticeerde dieren met belletjes om hun nek en dergelijke. Toch was het wel een sfeervol gezicht en kreeg ik mede daardoor voor het eerst een echt 'Zweden-gevoel'. Dat werd nog sterker toen er, naarmate we hoger kwamen, steeds meer sneeuw bleek te liggen en de meren nog stijf dichtgevroren waren.
Uiteindelijk bereikten we, in mijn geval behoorlijk afgepeigerd vanwege slaapgebrek, zware inspanningen en zes uur lang met weinig beenruimte in het busje zitten, ons hotel in Funäsdalen, wat een leuk hotel bleek te zijn dat aan een groot, bevroren meer was gelegen. 's Avonds aten we in een prima restaurant en namen er een paar heerlijke koele biertjes bij.

Woensdag 20 april 2016

Wijfje Drieteenspecht.
Gisteravond had Jelmer de vraag gesteld of er nog interesse was om 's morgens voor het ontbijt alvast even te gaan vogelen. Nou, die was er, maar alleen van Koert, René en ondergetekende en na ernstig getwijfel, want de twee ultrakorte nachten hiervoor hadden hun tol geëist. Maar gezien de stand van zaken op nieuwe-soorten-gebied  zat er niks anders op: we moesten keihard aan de slag om de gewenste nieuwe vogelsoorten binnen te slepen. En zo kwam het dat we al om halfzes vanmorgen in de auto stapten en het bergweggetje richting Mittadalen op reden, waar we na korte tijd de auto neerzetten en uitstapten om te luisteren en te kijken. Het was vanmorgen heerlijk rustig weer met een zonnetje erbij, en de omstandigheden leken dan ook prima voor onder meer roffelende spechten.
We zagen een Eekhoorn wegschieten en de eerste Grote Barmsijs van de trip vloog roepend over. Jelmer speelde een paar keer de roffel van de Drieteenspecht af en toen hoorden we, érg ver weg, ineens een Drieteenspecht terugroffelen! We deden verwoede pogingen om de vogel in beeld te krijgen, die jammerlijk mislukten. Echter, daarbij stootten we wel een paartje Moerassneeuwhoen op, dat zich luid en duidelijk liet horen maar alleen door Koert werd gezien.
Mannetje Moerassneeuwhoen.
Tja, dat waren twee nieuwe soorten erbij, maar wat was de score nu eigenlijk? Drie slechte tot matige Auerhoen-zichtwaarnemingen en twee geluidswaarnemingen. Dat kon beter. Dat móest beter! Tijdens onze pogingen de Drieteenspecht in beeld te krijgen, hoorden we nog het Korhoen baltsen. Maar de specht weigerde vooralsnog om zich te laten zien.
Op het bevroren meer bij ons hotel zagen we na het ontbijt zowel Kraanvogels als die prachtige Wilde Zwanen, die vooral heel mooi uitkwamen op besneeuwde oppervlakken, maar die we helaas niet hebben kunnen fotograferen tijdens de reis.
Na het ontbijt gingen we met de hele groep op pad, terug naar hetzelfde weggetje als waar wij vanmorgen vroeg hadden gestaan. Een Boomklever liet zich mooi zien en horen. En jawel, daar roffelde de Drieteenspecht weer, maar nu een stuk dichterbij! We liepen het bos in, over de besneeuwde bosbodem zoekend naar de verblijfplaats van de specht. En uiteindelijk vonden we haar (het was een wijfje) en konden we eindelijk uitgebreide, langdurige blikken werpen op een van onze doelsoorten!
Yes! De Taigagaai!
Nadat iedereen genoeg had gezien aan de specht en er talrijke foto's waren gemaakt, liepen we terug naar de weg. We liepen nog een stukje en ineens riep Jelmer dat hij een Taigagaai zag en verdomd, daar zat, ver weg in een boomtop, een exemplaar van deze zeer gewenste soort! Helaas vloog de vogel al snel weg toen we ernaartoe liepen, maar even later vonden we vanuit de auto een tweede exemplaar. Deze Taigagaai liet zich eerst uitgebreid van korte afstand bekijken en fotograferen, en kwam toen tot onze verbazing recht op ons af gevlogen, scheerde rakelings over mijn hoofd en ging even op een paar meter afstand van ons in een boompje zitten kijken naar die vreemde figuren die naar hem stonden te gluren.
Het spreekt vanzelf dat de stemming na deze waarneming behoorlijk omsloeg. Ineens zaten er immers vier van de tien doelsoorten (althans voor mij) in de tas en de dag was nog maar net begonnen. Alles leek ineens weer mogelijk.
Natuurlijk had de rest van de groep het Moerassneeuwhoen nog niet, en wij wilden dat beest uiteraard ook nog wel even visueel waarnemen, dus gingen we op een plek met lage struikjes het veld in om te proberen ze te vinden. Ondanks intensief speuren kwam er echter geen sneeuwhoen uit. Wel een roepende Kievit, wat een vreemd gezicht was in dat besneeuwde struikenlandschap. Na een tijdje kwamen we onverrichterzake weer op de weg terecht. Jelmer besloot de auto te gaan halen, die een eindje terug langs de weg stond en terwijl hij dat deed ontdekten wij ineens een paartje Moerassneeuwhoen dat zich fantastisch mooi liet bekijken! De vogels zaten eigenlijk vlak langs de weg onder een struikje, het mannetje al met een bruine kop en nek, het vrouwtje nog vrijwel wit. Ze bleven zitten waar ze zaten, ook toen we dichterbij gingen om ze beter te kunnen bekijken en ze te fotograferen. Wat een schitterende waarneming was dit, en in een opperbeste stemming stapten we uiteindelijk weer in ons busje.
Taigagaai.
We reden door een bizar landschap: een onafzienbare kale  vlakte die geheel bedekt was met sneeuw en waar zich langgerekte sneeuwwallen hadden gevormd. De plek heette Ljungdalsfjällen en hier zouden we het Alpensneeuwhoen moeten vinden. Maar helaas was de wind weer opgestoken en was er in de verste verte niets te zien of te horen wat aan een Alpensneeuwhoen deed denken. Of toch? Ineens vloog er een sneeuwhoen vlak voor ons op, en er waren al juichklanken te horen toen duidelijk werd dat het een Moerassneeuwhoen betrof, dat ook op deze hoogte en in dit landschap nog voorkomt. Toch leuk, vonden we, en vanavond zou de wind wegvallen, zo was de voorspelling, en zouden we hier terugkeren voor het Alpensneeuwhoen. Op grote afstand stond er nog wel een kudde Rendieren in de sneeuw, een uiterst sfeervol gezicht.
Vooralsnog gingen we verderop, onder meer op zoek naar de Sperweruil die in deze omgeving recent nog was gezien, onder meer in het dorpje Storsjö. Ondanks uitgebreid zoeken kwam er geen Sperweruil uit. Wel vonden we er een prachtige man Beflijster, weliswaar op flinke afstand, maar onmiskenbaar. Later konden we hem nog kort van dichterbij bewonderen. Ook een vijftal Wulpen meldde zich voor de almaar groeiende vakantielijst.
Klapekster op een draadje.
Onderweg vonden we nog een Klapekster op een draadje, die zich gewillig op de gevoelige plaat liet zetten. Op een andere plek voor de Sperweruil vloog een Raaf over en sommigen zagen een Zeearend, maar verder leek het landschap vrijwel vogelloos.
We aten al redelijk vroeg op de avond en deze maal was er pizza te krijgen in het restaurant, van welke gelegenheid ik dankbaar gebruik maakte. En natuurlijk kwam er ook bier op tafel, al was het er maar eentje vanavond, want we moesten een beetje helder blijven teneinde met goed fatsoen het Alpensneeuwhoen te kunnen scoren.
Na het eten reden we terug naar Ljungdalsfjällen en deze maal was het een eitje. Toen we kwamen aanrijden vloog er al een Alpensneeuwhoen over de weg om even verderop te landen en we konden de rest van de avond op de vrijwel windstille sneeuwvlakte genieten van minimaal drie baltsende mannetjes Alpensneeuwhoen die poseerden op de sneeuwwallen tegen een achtergrond van bizar gekleurde luchten, wat een serie fraaie foto's opleverde. Ik vond het de mooiste plek, en misschien wel de mooiste belevenis, van deze reis. Een onvergetelijke avond, en daarvoor doe je het als vogelaar toch uiteindelijk, voor dit soort onvergetelijke momenten.
Oké, vijf van de tien doelsoorten in de pocket, waarvan vier fantastisch mooi gezien. Dat begon er op te lijken. Ineens liepen we weer op schema, want de helft van de doelsoorten was gezien en de helft van de vakantie lag nog voor ons.
Alpensneeuwhoen in bijzonder sfeervolle omgeving.
In de schemer reden we nog naar een plek bij Bruksvallarna, waar Jelmer een Dwerguil wist te zitten. En jawel, ook deze vogel liet zich prachtig horen en uiteindelijk ook zien, zij het als silhouetje in een boomtop. Het was een prachtige afsluiter van een fantastische dag.

Donderdag 21 april 2016

Vandaag stonden we voor de grootste uitdaging van deze reis: het vinden van de Bruinkopmees bij Käringsjön. Door Jelmer tweemaal bezocht en evenzovele malen gezien, maar de soort is schaars en lastig en de wandeling ernaartoe, ehm, laten we zeggen: uitdagend. Althans voor ongeoefende sneeuwlopers zoals ondergetekende. De afstand was ook flink: zes kilometer heen en zes kilometer terug en dat, vooral op de heenweg, in Jelmers angstaanjagende tempo. Maar goed, de beproeving moest worden volbracht om de Bruinkopmees, een essentiële soort, te kunnen scoren en gelukkig was het weer goed: wat wolken, wat zon en weinig wind.
Na een dik uur rijden waren we op de plek waar de wandeling moest beginnen. Jelmer zette er meteen flink de pas in en de eerste twee kilometer of zo kon ik nog aanhaken, maar daarna zat er niks anders op dan in mijn eigen tempo verder te gaan, wilde ik tenminste niet al omvallen voordat ik überhaupt bij die verduvelde mezen was.
Bruinkopmees! Poserend voor een berg Auerhoen-poep.
De eerste 3,5 kilometer ging het nog aardig. De sneeuw op het pad was stevig en flink aangetrapt. We moesten twee bevroren meren oversteken en ook dat ging op zich prima. Wel werd de sneeuw op het laatste meer ineens een stuk ruller en daarom liep het een stuk lastiger. Tenslotte moesten we nog een met sparren begroeid heuveltje op waar je af en toe tot aan je knieën of dieper in de sneeuw wegzakte.
Maar we waren er! En beter nog: al na zeer korte tijd kwam de Bruinkopmees in beeld! En hoe! Het betrof twee vogels die zich uiteindelijk van zeer nabij lieten horen, zien en fotograferen. Dat was een meevaller van formaat, want de laatste keer had Jelmer drie kwartier moeten zoeken, en ik zag me na die wandeling nog niet direct drie kwartier door de kniediepe sneeuw ploegen. Dus haalden we opgelucht adem en genoten van deze keigoeie prachtsoort onder het genot van wat meegebrachte appels en mandarijnen. Waarna de lange terugtocht moest worden aanvaard. Gelukkig ging die in omgekeerde volgorde, zodat het pad steeds makkelijker werd in plaats van moeilijker. Hoewel de afgelegde afstand natuurlijk wel een rol ging spelen en uiteindelijk kwam ik toch nog compleet afgepeigerd bij de bus aan.
De wandeling ging overigens door bij vlagen betoverend mooi wit winterlandschap, waarin vreemd genoeg bijna geen vogel te ontdekken viel. Doodse stilte was de norm, bij vlagen afgewisseld door de riedel van een Vink of een Koolmees, en eenmaal zong er vlak langs het pad een Matkop (ssp. borealis).
Grote Barmsijs.
Terug bij de auto kwam er nog een Visarend hoog over ons heen vliegen en zat er een Raaf in een boom. Toen reden we terug naar het hotel, waar we de lunch gebruikten en daarna op weg gingen naar onze volgende bestemming. Omdat we alle doelsoorten van Funasdälen in de tas hadden, was er in feite een middag over. En omdat er voor morgen weer veel wind werd voorspeld, leek het een goed plan om vanmiddag nog de Giervalken van Fulufjällets Nationaal Park op te rollen. Dus reden we Idre, waar ons volgende hotel stond, voorbij en gingen direct door naar het Nationaal Park. Onderweg zagen we weer eens Kraanvogels, die zo'n beetje de meest karakteristieke vogels van Zweden zijn. Vind ik, althans.
De wandeling naar de plek van de Giervalken bedroeg slechts twee kilometer. Dat leek te doen, hoewel we natuurlijk al twaalf zware kilometers in de benen hadden. Het eerste stukje was veelbelovend: een boardwalkje, wat lichte sneeuw erop, of niet. Maar even verderop zakte ik ineens op tien meter evenzovele malen tot mijn knieën in de sneeuw en toen was er nog een roteind te gaan. Ik hield het voor gezien. De Giervalk was geen nieuwe soort voor me, want ik had hem al prachtig in Zeeuws-Vlaanderen, een jaar of vier geleden. Ik had ze graag gezien, maar ik had koppijn, last van mijn rug en ik had er gewoon geen zin meer in. Het was tijd om te relaxen. De anderen ploeterden door, inclusief René en Koert, want voor hun was het wel een nieuwe soort. Naar ik begreep zijn ze na een ware helletocht uiteindelijk op de plek gekomen en hebben ze het paartje Giervalk fraai gezien. Ook vlogen er nog Fraters voorbij. Het is ze van harte gegund.
Bonte Kraai.
Intussen liep ik op mijn dooie gemak een beetje rond en probeerde wat te foto's te maken. Dat lukte aardig: zowel Bonte Kraai, Grote Barmsijs en Kruisbek wilden voor me poseren.
Na een flinke tijd kwam de rest van de groep vermoeid maar opgetogen terug van hun Giervalk-avontuur. Toen we naar het hotel in Idre reden, kwam er ineens nog een fantastische verrassing voorbij: er stond een Eland vlak langs de weg! Deze spectaculaire zoogdiersoort stond hoog op mijn verlanglijst. Ik had 'm weliswaar ooit in Canada gezien, maar die is intussen afgesplitst en dus was de (Europese) Eland een nieuwe zoogdiersoort voor me. Jammer genoeg ging hij er al te snel vandoor, maar intussen had hij zich toch even goed laten zien!
Die avond verbleven we in het sporthotel van Idre, waar we hem eens flink wilden raken op biergebied. Al die mooie nieuwe soorten moesten per slot van rekening een keer gevierd worden, en vanavond stond er niets meer op het programma omdat we alles wat we hier moesten vinden, gevonden hadden. En dan zul je altijd zien dat je in een hotel terechtkomt waar welgeteld vijf flesjes bier in de koelkast staan. Maar ja, op het uiterst vriendelijke meisje van de bediening kon je toch moeilijk kwaad worden…

Vrijdag 22 april 2016

We hadden niets meer te zoeken in Idre en omgeving, dus na het ontbijt gooiden we de koffers in de bus en vertrokken naar het zuiden, waar zich vanavond de apotheose van onze reis moest voltrekken in de vorm van het waarnemen van de Laplanduil. Die was immers een essentiële soort: de meest spectaculaire van alle mogelijke nieuwe soorten en bovendien een die je normaal gesproken wel uit Scandinavië moet halen wil je 'm ooit zien. Kortom, zonder Laplanduil zou de reis een stuk minder geslaagd zijn dan met Laplanduil. Het feit dat de wind weer was aangetrokken vandaag en er af en toe regen werd voorspeld, deed de groep met angst en beven uitkijken naar deze avond. Zou de uil zich deze keer wel laten zien?
Parelduiker in zomerkleed.
De reis naar het zuiden duurde korter dan de heenreis: zo'n vier uur. Dat kwam omdat we in Idre al zo'n honderd kilometer naar het zuiden waren afgezakt ten opzichte van Funäsdalen. Onderweg namen we bij het stadje Mora een Blauwe Kiekendief waar, nieuw voor de vakantielijst. We lasten een benenstrekpauze in aan een meer bij Korsnäs, waarop zich minstens drie Parelduikers bevonden die zich ook lieten horen en fotograferen. Een Boerenzwaluw vloog langs en ook werden er weer Kraanvogels gezien.
Even na de middag kwamen we aan in Gysinge, waar we de lunch gebruikten en waar ik nog wat door de tuin struinde teneinde de Boomklever (ssp. europaeus) op de gevoelige plaat vast te leggen. Dat lukte maar matig, maar wel liep ik tegen een Grote Bonte Specht van de (voor mij nieuwe) ondersoort major aan, die wat witter is dan de onze.
Na de lunch reden we naar de bossen van Östervala, waar we een ultieme poging op het Hazelhoen gingen doen. Maar na die vier uur in de bus wilden de benen niet meer zo, en na de eerste strompeling door alweer zo'n honkebonke-bos hielden Koert en ik het voor gezien. Terwijl de rest van de groep zich in een volgend stuk woud waagde, probeerden wij het op een alternatieve manier, door vanaf de weg op redelijk gemakkelijk toegankelijke stukjes een eindje het bos in te lopen. En weer terug zodra het te lastig werd.
Stormmeeuw.
Eenmaal meende ik heel ver weg een Hazelhoen te horen, maar dat bleef bij die ene keer. En een keer is geen keer als het om geluid van ver weg gaat. Maar gelukkig waren er de doorzetters: Jelmer, Jaap, Dick, Toon en René, en die meldden ons na enige tijd via de walkie-talkie dat ze een Hazelhoen hadden gehoord. Jelmer was zo vriendelijk om ons te komen ophalen, en voor een laatste keer waagden we ons in het bos onder het motto 'de dood of het Hazelhoen'. Gelukkig werd het het laatste, want toen we bij de rest van de groep arriveerden was het Hazelhoen juist aan het roepen. We konden het beest een paar keer mooi van nabij horen, en daarmee was het gedaan. In de kijker kwam hij niet en we vonden het al een dikke vette bonus dat we dit onvoorspelbare, chaotische hoenderbeest toch nog hadden gevonden. Dat gaf goede moed voor vanavond!
Terwijl we zo stonden te luisteren vlogen er ook nog vijf Grote Kruisbekken roepend over, een soort die door anderen al eerder was gezien.
Laplanduil op z'n paaltje.
We aten vroeg en gingen daarna op weg naar de plek van de Laplanduil bij Slagarda, in de buurt van Västeras. Toen we er na een uur rijden aankwamen was het nog vroeg, en we stelden ons al in op een paar lange uren wachten om dan uiteindelijk hopelijk/misschien in de schemering… Maar niets van dat alles! Toen we uit de auto stapten stonden er al mensen te fotograferen en bleek de Laplanduil al voor ons klaar te zitten in het gras. Wow! Wat een beest! En uiteindelijk kwam het helemaal goed, want de uil liet zich de hele avond van zeer nabij bekijken en fotograferen, daarbij van paaltje naar paaltje hoppend en ieder volgende paaltje stond dichter bij ons, de waarnemers.
Het duurde lang voordat we er genoeg van hadden. Eigenlijk kregen we er geen genoeg van, maar vloog de uil op een zeker moment weg naar een plek waar hij niet meer te zien was. Dat was voor ons het teken om, nu ons toch zoveel vogelgeluk ten deel viel, ook de Oeraluil maar te proberen. We zouden morgen een bezette nestkast bezoeken, dus veel zorgen om deze soort maakten we ons niet, maar toch, als ook de Oeraluil binnen was, was er misschien tijd over voor een poging op de Witrugspecht en zou (voor mij) tien uit tien toch nog mogelijk zijn!
Silhouetje van een Dwerguil.
En we hadden geluk, want na korte tijd wachten hoorden we de Oeraluil een paar keer roepen. Van ver, maar duidelijk genoeg. De soort was binnen, want horen = scoren, en morgen zouden we hem allicht ook nog zien zitten in z'n nestkast.
Als toetje wisten we nog een Dwerguil te vinden in het bijna-duister, die eveneens van ver, maar onmiskenbaar zijn roep liet horen.

Zaterdag 23 april 2016

De laatste dag van onze reis was alweer aangebroken toen om halfzes de wekker ging. Vandaag zouden we eerst een tijdje rondlopen in een gebiedje vlakbij Gysinge, waar onder meer de Witrugspecht wordt gereïntroduceerd en waar ook de Grijskopspecht voorkomt. Niet dat we op de Witrugspecht een reële kans maakten, want het hoogtepunt van de roffelperiode ligt bij deze soort heel vroeg in het voorjaar en sowieso waren er de laatste tijd geen waarnemingen van vogels waar je op af kon gaan. Het zou dus een mazzeltje moeten worden. Maar, zoals verwacht, dat werd het niet. Ook de Grijskopspecht wilde niet meewerken, maar gelukkig kwamen er toch wat vakantie- en andere leuke soorten uit. Zoals vele koorzingende Kepen, een Kleine Bonte Specht die zich door Koert en mij liet fotograferen, een zingende Boompieper, de eerste (voor mij althans) Pimpelmees van de reis, de eerste zingende Tjiftjaf van de reis en een paar mooie Noordse Goudvinken bij wat bebouwing, waar door sommigen onder ons ook een Bonte Vliegenvanger werd gezien, maar niet door mij.
Grote Bonte Specht van de ondersoort europaeus.
Daarna reden we terug naar het hotel, laadden de bagage in, scoorden een Ringmus in de heg en zagen bij het wegrijden vijf Kraanvogels op het land staan. We hadden een afspraak met een vriend van Jelmer, een Zweed die jonge Oeraluilen ringt, wat overigens een hachelijk karwei is, en die ons een bezette nestkast zou aanwijzen.
Na een kort stukje lopen, waarbij Korhanen driftig zaten te bolderen, kwamen we bij de bewuste nestkast aan. Viel dat even tegen. Van de vogel was niet meer te zien dan het bovenste randje van zijn kop en een stukje staart, niet eens genoeg voor determinatie. Ik was dan ook blij dat ik de Oeraluil gisteren al had gehoord, dat vond ik een heel wat imposanter gebeuren. Maar oké, de soort was technisch gesproken visueel waargenomen en samen met de geluidswaarneming maakte dat toch wel een redelijk complete Oeraluil.
Een klein stukje verderop liepen we opnieuw het bos in, want dit zou een goede plek voor de Grijskopspecht zijn. We vonden er wat roepende Kruisbekken van type C (glip-Kruisbek) en een ons  van ver toelachende Groene Specht, maar meer niet. Het was duidelijk tijd om ons naar de kust te begeven, teneinde daar nog even flink aan de vakantielijst te werken.
Een héél klein stukje Oeraluil.
Na een halfuurtje rijden arriveerden we te Ledskär, waar we een uitkijktoren bij een flinke baai bezochten. Zo'n 25 Kraanvogels waren ter plekke en/of kwamen aangevlogen. Er waren Tureluurs en Blauwe Reigers aanwezig, en erg leuk waren de vele Reuzensterns die, weliswaar op respectabele afstand, aan de rand van de baai zaten en veelvuldig hun rauwe roep lieten horen. Voor het eerst waren de zwanen die in de baai zwommen geen Wilde -, maar Knobbelzwanen. Een twintigtal Bontbekplevieren scharrelde langs de oever en na korte tijd zoeken werd een heuse dwaalgast (die hier al een paar dagen bivakkeerde) gevonden: de Gestreepte Strandloper! Dat vond ik erg leuk voor mijn Gestreepte Strandloper-verzameling, omdat ik deze soort bij toeval al in veel landen ben tegengekomen, een paar keer zelf heb ontdekt en ook in Nederland al tweemaal zelf heb gevonden.
In de baai waren ook weer Taigarietganzen aanwezig. Een Bergeend was nog nieuw voor de triplist en natuurlijk ontbrak ook hier de Zeearend niet.
Het was alweer tijd voor de laatste bestemming van deze vakantie, namelijk de kust bij Rödhall. Al lopend door het bos naar de kust hoorden we een zingende Zwarte Mees, die daarmee ternauwernood de vakantielijst haalde. Over zee kijkend werd er nog even flink gescoord voor de lijst, want diverse Kleine Jagers lieten zich zien, een man Eider bevond zich bij twee Parelduikers, twee Kuifduikers in zomerkleed dreven op het water en hetzelfde gold voor vijf Grote Zee-eenden. Een verre Zwarte Zeekoet werd door Jelmer opgemerkt en ook door Jaap en Dick gezien, maar wij moesten hem helaas missen. 
Kraanvogels.
Een stukje verderop, bij het vissersdorpje Fagelsundet, werden de laatste vakantiesoorten binnengehaald, te weten Middelste Zaagbekken, een Grote Mantelmeeuw, een wijfje Nonnetje en een Scholekster.
Toen was het tijd om naar het vliegveld te gaan, waar we ruim op tijd waren, afscheid namen van Jelmer, snel konden inchecken, nog een heerlijke hamburger aten en met een halfuur voorsprong op het vluchtschema van Stockholm-Arlanda vertrokken om evenzoveel vroeger op Schiphol te landen.
Daar namen we afscheid van het gezellige groepje deelnemers en van elkaar, en omdat de taxi er ook al ruim op tijd was, kwam ik ruim een halfuur eerder dan gepland thuis, in Leerdam, bij Cilja.
En ondanks dat het een fantastisch mooie reis was geweest, was het goed om weer thuis te zijn.
Rendieren op de sneeuwvlakte van Ljungdalsfjällen.

donderdag 14 april 2016

14-04-2016: De jaarsoorten stromen binnen.

Zonsopkomst in de mist bij De Geeren, Acquoy.
Vanmorgen om halfzeven zat ik alweer op de fiets. Het doel was deze keer Everdingen, waar ik in de uiterwaarden hoopte nog wat jaarsoorten te kunnen scoren. Het zou een productief ochtendje worden.
Maar eerst was er een tegenvaller: ik was Leerdam nog niet uit of ik kwam in de mist terecht. Soms zag je zowat geen hand voor ogen en dat was natuurlijk niet de bedoeling. Toch fietste ik maar door in de hoop dat de grijze soep snel zou oplossen, en dat bleek een wijs besluit.
Rietzangers waren alweer volop aanwezig vandaag.
Ik nam het fietspaadje dat evenwijdig aan de Diefdijk loopt en bij Het Wiel zong mijn tweede Koekoek van 2016. Even verderop, ter hoogte van De Geeren, volgde een verrassing: een Grasmus zat fanatiek te zingen. Daar had ik nog niet echt op gerekend, want meestal heb ik ze pas in de derde week van april. Omdat ik door de mist toch alleen maar kon luisteren en vrijwel niets kon zien, fietste ik door en binnen no time was ik op de Diefdijk, waar het zicht tijdelijk iets beter was en dat leverde me twee Ringmussen op. Tot mijn grote geluk verdween de mist onverwachts als sneeuw voor de zon toen ik de uiterwaarden naderde en vlak voor de rotonde hoorde ik alweer een leuke jaarsoort: er zat een Zwarte Roodstaart te zingen op het dak van een boerderij.
De Winterkoninkjes gingen flink tekeer.
Bij de eerste stop langs de uiterwaarden was het opnieuw raak. Een Groenpootruiter stapte er rond en twee Visdieven vlogen over, allebei mijn eerste voor 2016. Ik maakte een lekkere wandeling om de uiterwaarden heen en zag leuke dingen, zoals een derdejaars Geelpootmeeuw, minstens dertig Knobbelzwanen, het paar Roodborsttapuiten, drie Kleine Plevieren en alle 'normale' soorten die er huizen.
Ook de Fitis liet van zich horen.
Ik vermaakte me een tijdje met het fotograferen van onder meer Fitis, Rietzanger, Winterkoning, Rietgors en de Geelpootmeeuw en fietste vervolgens weer terug over de Diefdijk. Bij het ruige terreintje achter De Waaij ging ik even zitten om te luisteren en jawel, na enkele minuten begon de vogel waarop ik hoopte te zingen: de Sprinkhaanzanger, jaarsoort nummer vijf voor vandaag. Eenmaal weer op het fietspaadje zag ik op een paal in de sloot ineens een kleine bruine zangvogel zitten. Een pieper of zo, dacht ik, maar toen ik stopte en de kijker richtte zat er een vrouwtje Roodborsttapuit! Een vreemde plek voor zo'n beest, op een paal in de sloot, maar even later vloog ze het veld op, dat er best geschikt uitzag voor deze soort. Wie weet komt het tot een vestiging.
Vrouwtje Roodborsttapuit op paal in sloot.
Nog waren de verrassingen niet op. Nabij De Geeren vlogen er ineens twee Witgatjes op uit de slootkant en bij Het Wiel zong de Cetti's Zanger, waarschijnlijk de vogel die er vorig jaar ook al zat. En ineens hoorde ik jaarsoort nummer zes: de Nachtegaal! Hij zat iets verder weg in de bosjes langs een sloot, maar liet zich luid en duidelijk horen, zoals het een Nachtegaal betaamt. Zo werd het, na een mistig begin, een heerlijke ochtend vol met jaarsoorten.
Winterkoning.

dinsdag 12 april 2016

12-04-2016: Lekker vogelen per fiets.

Een karakteristieke verschijning op Lappenheide. Deze parkeend is er al jarenlang present.
Het was vanmorgen vroeg weer lekker fietsweertje en er moeten nog heel wat jaarsoorten gescoord worden, dus stapte ik om halfzeven maar weer op de fiets om een rondje Nieuwe Zuiderlingedijk te doen. Het tochtje leverde slechts één jaarsoort op: een zingende Braamsluiper. Nog altijd geen Snor, Sprinkhaanzanger, Nachtegaal of Visdief. Maar goed, wat in het vat zit, verzuurt niet. Natuurlijk zijn er altijd wel leuke dingen te zien. Vandaag bijvoorbeeld twee Cetti's Zangers, waarvan eentje op een nieuwe plek langs de Kerkweg, ongeveer tegenover de tennisclub van Heukelum. De ander op z'n vaste stek waar ik hem in 2012 ontdekte.
De Kievit is nooit te beroerd om even fotomodel te spelen.
Ik had weer diverse zingende Blauwborsten, roepend overtrekkende Gele Kwikstaarten, diverse Bruine Kiekendieven en opnieuw een roffelende Kleine Bonte Specht, deze maal op een andere plek, namelijk halverwege het eerste deel van de Nieuwe Zuiderlingedijk (gerekend vanaf Asperen). Een plek waar ik 'm overigens ook al eens eerder had. Deze maal liet de vogel zich ook even leuk zien.
Op de terugweg deed ik Lappenheide nog even aan, waar het erg rustig begint te worden qua eenden, maar het paar Zomertaling zwemt er nog altijd rond. Ook waren er onder meer drie Kleine Plevieren en twee Kluten aanwezig en de Kievit en de al jarenlang aanwezige Parkeend wilden graag even op de foto. Om kwart over negen was ik alweer thuis.

zaterdag 9 april 2016

09-04-2016: Koekoek!

Een van de Kleine Plevieren van Lappenheide liet zich weer eens leuk fotograferen.
Opnieuw lekker weertje vanmorgen, beter nog dan gisteren eigenlijk, dus zat ik weer met het eerste licht op de fiets. Deze keer wilde ik de Nieuwe Zuiderlingedijk afrijden om te zien, of eigenlijk meer horen, of de Snor en de Sprinkhaanzanger er alweer waren. Ik fietste het volgende rondje: Meerdijk, Nieuwe Zuiderlingedijk, via een klein rondje door het Heukelumse achterland weer terug de dijk op, bij Asperen de Langedijk op en vandaar naar Lappenheide.
Nog geen Snor of Sprinkhaanzanger vandaag, helaas. Wel zijn de Zwartkoppen nu massaal gearriveerd. Ik zag opnieuw een (overvliegende) Purperreiger en twee zingende Blauwborsten waren aanwezig aan het einde van de Nieuwe Zuiderlingedijk. Hier vond ik ook de soort waarop ik hoopte: een roffelende Kleine Bonte Specht. Die heb ik hier nu al een paar jaar achter elkaar en het is erg fijn om voor zo'n best wel lastige soort een vaste plek te hebben.
Een man Bruine Kiekendief vloog over. Ik maakte een lusje bij Heukelum om de plek te checken waar ik vorig jaar Beflijsters had. Maar ja, dat lukt natuurlijk niet ieder jaar. Ik fietste terug richting Asperen en net toen ik de Langedijk op reed hoorde ik ineens een Koekoek! Dat was zeker een van de vroegste die ik ooit had. Erg leuk!
Bij Lappenheide vermaakte ik me met de Kleine Plevieren, vier Kluten, een paar Zomertalingen en de 'gewone' soorten daar. En daarna snel naar huis voor een bakkie koffie met Cilja.

vrijdag 8 april 2016

08-04-2016: Voorjaarssoorten scoren.

Na ettelijke mislukte pogingen vond ik vandaag toch de Patrijzen van Hagestein.
April en mei zijn de maanden dat je als vogelaar vol aan de bak moet om de arriverende zomergasten te vinden. Nou ja, je moet niets natuurlijk, maar persoonlijk vind ik dat een erg leuke tijd en het is ieder jaar weer genieten als ik de eerste van een bepaalde soort weer zie of hoor. Vanmorgen ging ik met het eerste licht per fiets op weg naar de uiterwaarden van Everdingen. Net buiten de Leerdamse bebouwing trof ik de Blauwborst die daar ieder jaar zit langs de Linge: mijn eerste van 2016. Er zouden er nog twee volgen vandaag. Een langs het fietspaadje evenwijdig aan de Diefdijk, waar ook een Zwartkop zong, evenals vele Tjiftjaffen en Fitissen, en waar ik mijn tweede Rietzanger van het jaar vond.
Een Nijlgans staat er op z'n gemakkie bij.
Langs de Diefdijk, in de omgeving van De Waaij, vlogen er Boerenzwaluwen en Witte Kwikken over en een Ooievaar was ter plaatse. In de uiterwaarden was het aanvankelijk nogal nevelig. Er liepen vele Kluten, maar de gisteren gemelde Zwartkopmeeuwen, Lepelaars en Groenpootruiter waren onvindbaar. Wel weer een Blauwborst, Boeren- en Oeverzwaluw, een man Zomertaling en mijn eerste Purperreiger van 2016 kwam aangevlogen en landde in een plasje. Leuk! Er zaten zowel Britse als Noorse Kleine Mantelmeeuwen te rusten, drie Kneutjes vlogen over en ik hoorde mijn eerste Gele Kwikstaart van het jaar roepen, maar kon hem niet lokaliseren. Wel zag ik een man Pijlstaart en baltste er een Kleine Plevier.
Ik twijfelde, maar besloot toch nog een keer richting Hagestein te fietsen. Die vermaledijde Patrijs zou er toch een keer uit moeten komen. Ik kreeg geen spijt van het extra ommetje. Eerst zag ik al een IJsvogel langs de Lek zitten, even later zong er een man Roodborsttapuit op een plek waar ik 'm nog nooit eerder zag en toen: yes! Twee Patrijzen stonden roerloos af te wachten tot ik voorbij zou zijn gefietst. Maar ik stopte en kon een paar aardige plaatjes van ze schieten. Toen ik daarmee klaar was kwam er nog een groepje Brandganzen over gevlogen met daarbij twee Indische Ganzen. En zo kon ik met vijf jaarsoorten op zak de lange terugtocht aanvaarden.

zaterdag 2 april 2016

02-04-2016: Adders zoeken.

Een van de zes Adders die we vonden.
Vandaag ben ik met Wiegert op zoek gegaan naar Adders en Levendbarende Hagedissen in een gebiedje op de Utrechtse Heuvelrug, vooral met het oog op de fotografie. Ondanks dat de beloofde zon lang weg bleef, werd het een succesvol uitstapje. We vonden minstens zes verschillende Adders en een stuk of tien Levendbarende Hagedissen, die ook nog leuk op de foto wilden.
Van de vogels hoorde ik een paar keer een Boompieper, die nog een jaarsoort was. Verder zagen we onder meer Appelvinken, Sijzen, Zwarte - en Kuifmezen en Boomklevers, en ook de eerste Aardhommelkoninginnen lieten zich zien. Hieronder een foto-impressie van vandaag.
Levendbarende Hagedis.
Adder.
Adder.
Adder.
Levendbarende Hagedis.
Een afwijkend gekleurde Levendbarende Hagedis.
Adder.
En nog eentje.