Hij begon een beetje een schaamsoortje voor me te worden, Bubo bubo,
oftewel de Oehoe. Nou ja, een beetje… De spectaculaire reuzenuil is al jarenlang
te zien in de ENCI-groeve op de Sint-Pietersberg te Maastricht. Met wat geluk,
uiteraard. Vooral februari en maart zijn altijd goede maanden, omdat de bomen
dan nog kaal zijn en er nog geen onderbegroeiing is, waardoor de Oehoe’s van
ENCI makkelijker waarneembaar zijn. Ik was er nog nooit toe gekomen om in
februari of maart naar de Sint-Pietersberg af te reizen. Wel in mei, maar vind
ze dan maar eens. Maar vandaag was het
eindelijk zo ver. De Oehoe zit al een tijdje te broeden op een voor vogelaars
zichtbare plaats en is constant te zien. Succes leek gegarandeerd. Per trein en
OV-fiets (wat een geweldige uitvinding!) ging ik vanmorgen om kwart over zes op
stap en om kwart voor negen stond ik hijgend (die Luikerweg is een verdomd
lastig klimmetje) op het Oehoe-uitzichtpunt. Ik had mijn telescoop en statief
maar eens meegenomen, want die ENCI-groeve is best een flinke kuil en met
alleen een kijker begin je er niet veel. Ik wist precies waar ik moest kijken
en had direct de broedende Oehoe in
beeld! De vierde nieuwe Nederlandse soort voor mij dit jaar. De telescoop
bewees goede diensten, want om die donkere vlek in de grot echt als Oehoe te
determineren moest je nog verdraaid goed kijken. Groot was -ie, natuurlijk, en
de oorpluimpjes waren ook zichtbaar. Af en toe draaide moe Oehoe de kop of
poetste ze een paar veren en dan was de lichte keel zichtbaar en als je goed
keek zag je een bruin-zwart vlekkenpatroon op de rug en vleugels. Tja, veel
spektakel was het niet, maar het is een begin. Ik heb nog gezocht naar Oehoe
nummer twee, maar die kon ik niet vinden, ook niet bij de beroemde ‘drie
conifeertjes’. O ja, op de heenweg wist ik ook nog een zingende man Zwarte
roodstaart aan de jaarlijst toe te voegen en daarvan zie ik er meest niet al
teveel in een jaar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten